Als kind van de jaren tachtig en de vroege jaren negentig heb ik het geluk gehad dat mijn dagen niet werden bepaald door allerlei soorten en formaten schermen en digitale technieken. Tijdens mijn basisschooltijd heb ik letterlijk nooit een computer gezien, laat staan bediend. Mijn eerste kennismaking met het apparaat, waarvan destijds werd beweerd dat het ‘de toekomst zou gaan worden’, was in 1988. We kregen onze eerste computer: een bakbeest van een kast. Het beeldscherm was zwart en de letters waren nog nét niet fluorescerend oranje. Waarschijnlijk was dit destijds al een soort van ontmoedigingsbeleid van de computertechneuten om maar niet te lang op het scherm te turen. 

Ondanks het feit dat de ontwikkelingen vanaf toen razendsnel werden ingezet en er uiteindelijk bijna geen ontkomen meer was aan een leven zonder beeldschermen en toetsenborden, heb ik tot en met het eindexamen in 1992 geen gebruik hoeven maken van deze revolutionaire technieken. Huiswerk werd nog gemaakt met behulp van een boek en schrift, agenda’s waren van papier, (boek)verslagen werden handmatig geschreven en er werd nog op fysieke wijze geknipt en geplakt. Pas in 1998, tijdens de eerste jaren van de lerarenopleiding, volgden we een blok van zes weken informatica en maakten we kennis met het nut én de afleidingen van het internet. Het was het enige blok dat ik moest herkansen.

Classroom

Mijn persoonlijke hang naar nostalgie heeft gevoelsmatig wellicht een hoog ‘boomer’-gehalte. Dit wil echter niet zeggen dat ik ben blijven hangen in de digitale pre-historie. Deze column schrijf ik, uiteraard zou ik haast willen zeggen, op mijn laptop en voor bijna alle onderwijswerkzaamheden ben ik inmiddels aangewezen op de mogelijkheden die dit apparaat verder te bieden heeft. Zo worden lessen bijvoorbeeld sinds de coronatijd digitaal voorbereid en geplaatst in de zogeheten Classroom. Een handig systeem waarin leerlingen onder andere alle lessen kunnen zien, foto’s van werkstukken kunnen inleveren en waarin ik als docent beeldende vorming toepasselijke linkjes en filmpjes kan plaatsen die betrekking hebben op de lesstof. Cijfers en alle gegevens van leerlingen zijn daarnaast te vinden in het leerlingvolgsysteem dat Magister heet en presentaties worden al geruime tijd ontworpen met de digitale schaar en plaksel, in programma’s als Word en Powerpoint.

Tekenen en handvaardigheid

Omdat ik mijn leerlingen enigszins wil behoeden voor een volledige overname van technieken die nog maar weinig met handmatige motoriek, praktische materialenkennis en fysiek uitgewerkte creativiteit hebben te maken, probeer ik de lessen zoveel mogelijk niet digitaal te benutten tijdens de verwerking van de opdrachten. De begrippen tekenen en handvaardigheid zijn immers al genoeg aan creatieve en ambachtelijke inflatie onderhevig. Een gesprekje dat ik onlangs had met een brugklasleerling sterkte in dit geval mijn opinie. Hij liet mij weten dat hij sinds groep vier geen tekenen of handvaardigheid op school had gehad en dat er ook bijna niet meer met de hand werd geschreven, simpelweg omdat ze alles op de iPad deden. Zijn interesse en motivatie voor het vak waren daardoor logischerwijs aanzienlijk gedaald.

Oproep op Twitter

Het gesprekje baarde me zorgen. Op Twitter plaatste ik een oproep met de vraag of meer docenten bovenstaande geluiden van leerlingen herkenden. Veel collega’s uit het land schreven dat ze juist het belang van de ambachtelijke uitvoering van de creatieve vakken ondersteunden op hun school. Maar helaas waren er ook een aantal reacties van leraren die de situatie herkenden en zich, net als ik, ook zorgen maakten over het overmatige gebruik van digitale middelen in de klas, de toekomst van de praktijkvakken en de motoriek van de leerlingen. Ondanks deze geluiden leidt de veranderende tijdgeest ook soms tot hilarische situaties. Zo vroeg een leerling uit een andere brugklas me onlangs waarom hij eigenlijk nog moest tekenen. Hij kon immers toch alles op Google opzoeken…?

Door: Nationale Onderwijsgids / Pascal Cuijpers