Het lukt basisartsen tegenwoordig steeds minder goed om een plaats voor een vervolgopleiding te bemachtigen. De Nederlandse Federatie van Universitair medisch centra (NFU) waarschuwt dat het aantal beschikbare plaatsen voor zo’n specialisatie niet gelijk loopt met het aantal basisartsen dat ieder jaar op de arbeidsmarkt toetreedt. Dit meldt NU.nl.
In 2016 kregen 5.102 basisartsen geen plek voor een vervolgopleiding. Het jaar ervoor waren dat slechts 3.719. Als zij geen plek kunnen vinden, gaan de basisartsen in de tussentijd vaak werkervaring opdoen als ‘arts niet in opleiding’ (anio). Deze ervaring werkt in hun voordeel als zij zich het volgende jaar opnieuw aanmelden voor een vervolgopleiding. Anio’s zoeken in de regel minder lang naar een opleidingsplek dan basisartsen die net klaar zijn met de studie geneeskunde.
De NFU stelt dat het aantal plaatsen voor de vervolgopleiding is gedaald, maar dat het aantal studenten die starten met de studie geneeskunde niet afneemt. Hierdoor is er sprake van scheefgroei, dat pas na zes jaar duidelijk wordt als deze afgestudeerde basisartsen aan het werk gaan. Het aantal beschikbare plaatsen voor de vervolgopleiding wordt bepaald door het Capiciteitsorgaan. Echter beslist het ministerie van Onderwijs hoeveel studenten ieder jaar mogen starten met de studie geneeskunde. De NFU en het ministerie van Onderwijs willen overleggen of het aantal geneeskundestudenten verlaagd moet worden om de scheefgroei tegen te gaan.
Door: Redactie Nationale Onderwijsgids