Het onderzoek Caring Universities ontving subsidie vanuit het ZonMw-Onderzoeksprogramma ggz om de herkenning en behandeling van depressie bij adolescenten te verbeteren. Het onderzoek is uitgevoerd door de Universiteit van Amsterdam (UvA) en de Vrije Universiteit Amsterdam (VU) en maakt deel uit van een groter, doorlopend Caring Universities-traject.

 

Het ZonMw-project richtte zich op:

 

Een belangrijk onderdeel van het project was het implementeren van een screeningssysteem voor veelvoorkomende psychische problemen bij studenten van de VU en UvA. Het screeningssysteem is een nieuw internationaal systeem dat gecoördineerd wordt door Harvard Medical School. Daarin worden de komende jaren gegevens van vele duizenden studenten over de hele wereld verzameld. Op de langere termijn kan daarmee worden onderzocht welke risicogroepen baat kunnen hebben bij preventieve interventies. Met deze tool zijn studenten van de VU en UvA uitgenodigd om deel te nemen aan het Harvard-onderzoek naar hun geestelijke gezondheid.

 

In samenwerking met nog 3 Nederlandse universiteiten (Universiteit Maastricht, Universiteit Leiden, en Universiteit Utrecht), worden preventieve online interventies voor stressmanagement en depressie ontwikkeld. Samen met eindgebruikers worden gedurende de komende drie jaar een reeks interventies gecreëerd. Het gaat daarbij om interventies gericht op onder meer het verminderen van uitstelgedrag, examenangst en perfectionisme.

 

Een aantal studenten met milde of matige symptomen van depressie of angst heeft deelgenomen aan een bestaande online interventie. Deze zelfhulpinterventie heeft echter niet geleid tot verminderde symptomen van depressie en angst in studenten. Meer onderzoek is nodig om de mogelijke voordelen van online behandeling voor studenten met symptomen van depressie of angst goed in kaart te brengen.

 

Momenteel wordt een plan voor implementatie op de lange termijn en evaluatie van screening en preventieve interventies binnen de Nederlandse universiteiten ontwikkeld. Dit initiatief bouwt voort op de huidige resultaten en is een samenwerking met de Universiteit van Maastricht, de Universiteit van Leiden en de Universiteit van Utrecht. Afhankelijk van de uitkomsten van dit initiatief worden aanbevelingen geformuleerd voor de implementatie van deze infrastructuur bij andere Nederlandse universiteiten en hogescholen.