Internationale voltijdsstudenten (hbo en wo) woonden eind 2021 in vergelijking met uitwonende Nederlandse studenten relatief vaker in een huurwoning in de private sector. 64 procent woonde in een private huurwoning, tegenover 58 procent van de uitwonende Nederlandse studenten. Uitwonende Nederlandse studenten woonden juist vaker in een huurwoning van een woningcorporatie. Eind 2021 was een derde van de uitwonende voltijdsstudenten in het hoger onderwijs een internationale student. Dit blijkt uit onderzoek van het CBS.
Op 31 december 2021 woonden er 84 duizend internationale voltijdsstudenten in Nederland. Bijna driekwart van hen volgde een opleiding binnen het wetenschappelijk onderwijs (wo, universiteit), ruim een kwart volgde een hogere beroepsopleiding (hbo).
Het aantal Nederlandse hbo-voltijdsstudenten was juist groter dan het aantal Nederlandse wo-voltijdsstudenten. Het aandeel internationale voltijdsstudenten is hoger op universiteiten (19 procent) dan binnen het hbo (6 procent).
Thuis wonen
De meeste Nederlandse voltijdsstudenten in het hoger onderwijs woonden nog thuis. Hbo-studenten (70 procent) woonden vaker thuis dan wo-studenten (45 procent).
Eenpersoonshuishouden
Internationale studenten woonden het vaakst in een eenpersoonshuishouden (72 procent), gevolgd door wonen met een partner (23 procent). Dat geldt ook voor uitwonende Nederlandse studenten. Een derde van de uitwonende voltijdsstudenten was een internationale student.
Woningcorporatie
Uitwonende voltijdsstudenten woonden het vaakst in een huurwoning in de private sector, gevolgd door een huurwoning van een woningcorporatie. Het gaat om zowel zelfstandige woonruimtes als studentenkamers. Uitwonende Nederlandse studenten woonden relatief vaker in een corporatiewoning (29 procent) dan internationale studenten (20 procent). Woningcorporaties omvatten ook verenigingen voor studentenhuisvesting.
Internationale studenten woonden vaker in de private huursector (64 procent) dan Nederlandse studenten (58 procent). Ook woonden Nederlandse studenten vaker in een koopwoning (11 procent) dan internationale studenten (8 procent).
Universiteitssteden
Hbo-studenten woonden meer verspreid over het land dan wo-studenten, die zich met name concentreren in steden met universiteiten. Dit gaat om zowel grote steden (zoals Amsterdam of Utrecht) als kleinere steden met een universiteit (zoals Wageningen, Maastricht en Nijmegen). Juist in deze kleinere universiteitssteden woonden in verhouding tot het aantal inwoners de meeste wo-studenten.
In de meeste steden woonden naar verhouding minder internationale studenten dan Nederlandse studenten, omdat hun totale aantal kleiner is. Maastricht is hierop een uitzondering, met fors meer internationale wo-studenten (58,9 per duizend inwoners) dan Nederlandse wo-studenten (33,2 per duizend inwoners). Dit is dan ook de gemeente waar naar verhouding de meeste internationale studenten woonden.
Door: Nationale Onderwijsgids