Het is uiteraard een tactische zet van ons huidige kabinet. De in 2011 ingevoerde verplichte maatschappelijke stage voor scholieren in het voortgezet onderwijs gaat verdwijnen en zal vanaf 2015 enkel nog facultatief worden aangeboden op scholen in Nederland. Deze ingreep zal naar verluid op termijn een jaarlijkse besparing van zo’n vijfenzeventig miljoen gaan opleveren. Er wordt gretig ingesprongen op de gevraagde ‘autonomie’ die men zo graag in het onderwijs terug wil krijgen. Maar dat deze zogenaamde autonomie in het onderwijs door wéér een bezuinigingsmaatregel zal worden verkregen, stuit veel initiatiefnemers, bedrijven, instanties en scholen die de maatschappelijke stage een warm hart toe dragen, tegen de borst.
De regering maakt zich door deze zogenaamde ‘maatschappelijke’ zet wederom niet geloofwaardig, laat staan geliefd. De jarenlange hoop op een capabele groep leiders, die met z’n allen eenduidig gehoor geven aan het uitdragen en kweken van een deugdelijke participatiesamenleving, wordt op deze manier volledig teniet gedaan. Het belang van jongeren laten kennismaken met de maatschappelijke kanten in onze samenleving werd ooit gepresenteerd als vooruitstrevend en hoognodig. Een prima zet, waar de vele belanghebbenden zich destijds in konden vinden. Nu, slechts enkele jaren na de invoering van de verplichte maatschappelijke stage, vinden de huidige kabinetsleden het blijkbaar niet meer zo belangrijk om jongeren een vrijwillige bijdrage te laten leveren aan de maatschappij. Door de maatschappelijke stage niet meer verplicht maar facultatief te noemen, gooien ze de spreekwoordelijke deur nog net niet volledig in het slot. Dit getuigt van pure armoede en is een gebrek aan inleving, visie en daadkracht van dit kabinet.
Dat we tegenwoordig steeds meer in een tijd van een materialistisch ik-cultuurtje leven, waarin niets meer vanzelfsprekend is en waar overal geld tegenover moet staan, is onder andere te wijten aan de tijdsgeest en de middelen die we in de loop der decennia tot onze beschikking hebben gekregen. Dit aspect bekeken vanuit een filosofische ‘zin van het leven’ beschouwing, toont aan dat de politiek op deze manier juist deze materialistische kant in stand houdt. Jongeren zijn voornamelijk bezig met zaken als uitgaan, de aankoop van de vele beschikbare high-techsnufjes en erbij willen horen. Dat kunnen we ze niet kwalijk nemen. Maar al deze zaken vereisen meer dan ooit het hebben van geld, om te kunnen voldoen aan deze dure levensstandaard van tegenwoordig.
Echter, door jongeren te laten ‘participeren’ in de samenleving krijgen ze op jonge leeftijd al aandacht en gevoel voor zaken die materialisme (tijdelijk?) overbodig lijken te maken. Dat de maatschappelijke stage hier een steentje aan bijdraagt, moge duidelijke zijn. Door het vrijwilligerswerk zullen ze zich meer betrokken gaan voelen bij de maatschappij, verantwoordelijkheden gaan ervaren, op een praktische manier normen en waarden aanleren en een gevoel van waardering ontwikkelen. Tevens zullen de scholieren ervaren dat het een enorme voldoening geeft om bijvoorbeeld betrokken te zijn bij het helpen van ouderen, gehandicapten of zieke mensen. Of bij het organiseren van een sportwedstrijd, het schilderen van een buurthuis of acties helpen opzetten voor een goed doel. Daarnaast verkrijgen ze ook nog eens inzichten in het kiezen van een geschikt profiel of vervolgopleiding.
Helaas lijkt het er nu echter op, dat Rutte en consorten de destijds goed getimede term 'participatiesamenleving’ definitief de nek om hebben gedraaid. Geldzaken en het bijbehorende bezuinigen staan rotsvast op nummer één van de prioriteitenlijst om ons land zogenaamd te redden. Ze houden hun materialistische ik-cultuurtje in stand, daar waar ze mede een voorbeeldfunctie zouden moeten zijn voor de jeugd in de samenleving. Participeren is daarbij facultatief geworden. En het kabinet weer volledig autonoom.
© Nationale Onderwijsgids / Pascal Cuijpers