Normal_4093

Van de ruim 2,5 miljoen leerplichtige jongeren zitten jaarlijks ruim 2.500 leerlingen langer dan een maand thuis, zo meldt de Rijksoverheid. Verschillende acties om het aantal thuiszitters terug te dringen zijn al in gang gezet.

Om het aantal thuiszitters nog verder verminderen, heeft Ingrado onderzoek gedaan naar praktische oplossingen. Minister Van Bijsterveldt (OCW) wil daarnaast het aantal thuiszitters verder terugdringen met de invoering van passend onderwijs.

In opdracht van het ministerie van Onderwijs heeft Ingrado, de brancheorganisatie voor leerplicht en het bestrijden van voortijdig schoolverlaten, onderzoek gedaan naar de achtergronden van thuiszitten en mogelijkheden om het thuiszitten terug te dringen. Uit het onderzoek blijkt dat thuiszitten met name speelt vlak na de overstap van het basisonderwijs naar het voortgezet onderwijs.

Verder blijkt dat er vaak meerdere problemen tegelijk spelen. In veel gevallen ontbreekt echter een heldere probleemanalyse en lang niet alle leerlingen worden in het zorg- en adviesteam (ZAT) besproken. Instanties hebben daarbij ieder hun eigen tijd nodig voor analyse en oplossingen, terwijl er geen tijd te verliezen is.

Ingrado beveelt leerplichtambtenaren aan de regie steviger op te pakken, extra aandacht te schenken aan leerlingen bij de overstap naar het voorgezet onderwijs en aandacht voor een snelle probleemanalyse. Alle verzuimgevallen moeten ook in het ZAT worden besproken en de dossiers moeten op orde zijn.

Op een willekeurige dag zitten gemiddeld 1.000 kinderen thuis. Hoewel dit aantal thuiszitters relatief klein is (0,05% van het aantal leerlingen), vindt Van Bijsterveldt dat geen kind thuis hoort te zitten.

Met de invoering van passend onderwijs wil de bewindsvrouw het aantal thuiszitters terugdringen. Een goede samenwerking en maatwerk, waarbij de leerling centraal staat, is daarvoor essentieel. Ouders moeten niet langer van het kastje naar de muur worden gestuurd.

De invoering van passend onderwijs betekent een zorgplicht voor alle schoolbesturen om een passend aanbod voor iedere leerling te garanderen. Zij doen dat in goed overleg met ouders, gemeenten, jeugdzorg en andere partners. Zeer binnenkort informeert de minister de Tweede Kamer over passend onderwijs.