Het corrigeren van taalfouten in teksten van tweedetaalleerders behoort tot de onderwijspraktijk van alledag. Toch is het nut van dit soort correctieve feedback omstreden.
Tegenstanders stellen dat correctie niet bijdraagt aan taalverwerving en wellicht zelfs een negatief effect heeft op de kwaliteit van nieuw te schrijven teksten.
Catherine van Beuningen onderzocht daarom of middelbare scholieren voor wie het Nederlands niet hun moedertaal is, profiteren van correctieve feedback. Van Beuningen concludeert dat het corrigeren van taalfouten wel degelijk zinvol is.
Met haar onderzoek toont zij aan dat correctieve feedback een langdurig positief effect heeft op de correctheid van de schriftelijke taalproductie van tweedetaalleerders. Bovendien bleek correctie niet gepaard te gaan met schadelijke neveneffecten.
Van Beuningens onderzoek laat verder zien dat alle soorten fouten (zoals spelfouten, grammaticale fouten, lexicale fouten) corrigeerbaar zijn, maar dat verschillende typen fouten wel variëren in hun ontvankelijkheid voor verschillende feedbackmethoden.
Waar het complexe en/of idiosyncratische fouten betrof, waren leerlingen alleen gebaat bij een correctievorm waarin de docent de verbetering aanlevert. Bij simpeler fouten zoals spel- of interpunctiefouten daarentegen, konden leerlingen ook goed uit de voeten met feedback die de fout wel identificeert (met behulp van een codesysteem), maar het aan de leerder zelf overlaat zijn of haar fouten te corrigeren.
Van Beuningen verdedigt morgen haar promotieonderzoek aan de Universiteit van Amsterdam.