Onder migranten is er sprake van een stijgend opleidingsniveau, verbeterde onderwijsprestaties en een betere beheersing van de Nederlandse taal. Aan de andere kant is er sprake van een blijvend grote (kansen)achterstand op de arbeidsmarkt. De tweede generatie is de motor achter het gestegen opleidingsniveau en de verbeterde taalbeheersing, maar de kansengelijkheid op de arbeidsmarkt is de afgelopen 15 jaar niet wezenlijk veranderd. Betere hulpbronnen in de vorm van Nederlandse taalbeheersing en hogere opleidingsniveaus zijn kennelijk niet voldoende. Dat blijkt uit onderzoek van het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP). Dat meldt SCP.
Het rapport 'Integratie in zicht?' gaat vooral over de grootste vier niet-westerse migrantengroepen: Turkse, Marokkaanse, Surinaamse en Antilliaanse Nederlanders en over de groep ‘overig niet-westers’. De Nederlandse taalbeheersing is binnen de Turks- en Marokkaans-Nederlandse groep gestaag toegenomen. Turkse Nederlanders hebben het vaakst moeite met de Nederlandse taal en binnen hun huishoudens wordt ook het minst Nederlands gesproken. Minder dan de helft (43 procent) spreekt vaak of altijd Nederlands met hun kinderen. In het basisonderwijs lopen niet-westerse leerlingen zowel bij begrijpend lezen als rekenen hun achterstand op autochtone Nederlandse leerlingen in, maar er is nog wel verschil. Die achterstandspositie kan grotendeels worden toegeschreven aan verschillen in het opleidingsniveau van de ouders.
Niet-westerse leerlingen zitten nog altijd veel vaker in de lagere vmbo-leerwegen en het praktijkonderwijs. Wel is het aandeel leerlingen uit migrantengroepen in hogere niveaus van het voortgezet onderwijs in de afgelopen jaren toegenomen. Gunstig is de daling van het voortijdig schoolverlaten in het voortgezet onderwijs bij zowel niet-westerse als autochtone leerlingen. Ook in het mbo is sprake van een daling van het voortijdig schoolverlaten, maar hier zijn de verschillen tussen jongeren met een niet-westerse achtergrond en autochtone Nederlanders nog steeds fors. In zijn geheel stijgt het opleidingsniveau van migranten. Toch heeft ongeveer een derde van de Turks- en Marokkaans-Nederlandse bevolking tussen 15-65 jaar alleen basisonderwijs gevolgd (tegen 6 procent van de autochtoon Nederlandse bevolking).
De werkloosheid is onder niet-westerse migranten bijna drie keer zo hoog als onder autochtone Nederlanders (15,2 procent tegenover 5,6 procent). Ongeveer de helft van het verschil in werkloosheid tussen migranten en autochtone Nederlanders heeft te maken met verschillen in kenmerken zoals opleiding, leeftijd en werkervaring.
Door: Redactie Nationale Onderwijsgids