Logo_tialda_haartsen

Nederlandse basisschoolbesturen en gemeenten moeten veel sneller reageren met schoolsluitingen op het snel dalende aantal jonge kinderen in krimpregio’s. Het lang openhouden van relatief veel scholen is in crisistijd uiteindelijk niet eerlijk naar de bevolking. Dat stelt cultureel geograaf Tialda Haartsen van de Rijksuniversiteit Groningen. ‘Vooral in gemeenten met bevolkingskrimp kan het lang openhouden van scholen er toe leiden dat andere voorzieningen zoals bibliotheek of zwembad eerder dicht moeten of dat de OZB-belasting fors zal stijgen.’

Demografische voorspellingen tonen dat het aantal jonge kinderen (4-12 jaar) in veel regio’s in Nederland tussen 2013 en 2020 tot soms wel dertig procent zal teruglopen. Die urgentie is groot in delen van Friesland, Groningen, de Achterhoek, Zeeland maar ook in het Groene Hart. Haartsen: ‘Het is het resultaat van een combinatie van relatief weinig vrouwen in de vruchtbare leeftijd en de economische crisis, die maakt dat het moment om kinderen te nemen wordt uitgesteld.’

Schoolsluitingen ingewikkeld
Het sluiten of laten fuseren van schoolvestigingen is in Nederland echter een ingewikkeld proces, dat grondwettelijk stevig verankerd is vanwege de vrijheid van onderwijs. De onderwijspraktijk worstelt daarom niet alleen met normen van zestig, tachtig of honderd leerlingen als minimum voor de levensvatbaarheid van een vestiging. Ook de vrijheid om onderwijs in overeenstemming met geloofsovertuiging aan te bieden, heeft - zelfs in dunbevolkte gebieden - tot een toename van het aantal basisscholen geleid.

Beslissingen over het sluiten van scholen kunnen niet door gemeenten worden genomen, want hierover gaan de schoolbesturen. Tegelijkertijd wordt van gemeenten wel verwacht dat ze uit publieke middelen groot onderhoud aan de schoolgebouwen plegen. Haartsen: ‘De besluitvorming gaat over heel veel schijven. Het proces is traag, en kostbaarder dan zou moeten. En dat in een tijd van bezuinigingen.’

Beslissingen uitgesteld
De gevoeligheid waarmee schoolsluitingen al snel worden geassocieerd, maakt dat lastige beslissingen niet worden genomen of uitgesteld. ‘Mensen denken dat een schoolsluiting de doodsteek is voor het leefbare dorp. Dat is echter niet waar.’ Toch wordt met dit argument geschermd door zowel schoolbesturen als lokale politici. ‘Schoolbesturen willen liever dat de vestigingen van andere schoolbesturen dichtgaan en wethouders hebben regelmatig de eerstvolgende verkiezingen in het achterhoofd. Vaak gebeurt er dan lange tijd niets, terwijl het verschil tussen vijf of acht schoolvestigingen in een krimpgemeente dus flinke consequenties kan hebben voor de andere voorzieningen in die gemeenten.’ Haartsen stelt dat het slechte economische klimaat deze besliscultuur wel erg kostbaar maakt en vindt dat de bevolking beter betrokken moet worden bij de noodzaak om keuzes te maken.

Denominatie of afstand
Haartsen constateert dat de gebruikers van scholen meer bereid zijn tot inleveren dan schoolbesturen. Ook als het gaat om meer samenwerking tussen openbare en niet-openbare basisscholen. ‘Uit onderzoek weten we dat de meerderheid van de ouders in krimpgemeenten hun kind naar de dichtstbijzijnde school sturen, ongeacht denominatie. Als beter gekeken wordt naar de gevolgen van het in stand houden van de ene voorziening voor de daadwerkelijke toekomst van andere voorzieningen, worden er misschien andere keuzes gemaakt. Mijn punt is dat inwoners nu niet voldoende bij die keuzes betrokken worden, terwijl de scholen er uiteindelijk toch voor hen zijn en mede van hun belastinggeld worden betaald.’

Groot onderhoud
Momenteel hikken veel gemeenten aan tegen duur groot onderhoud aan hun gebouwen. ‘Is dat niet een goed moment om het basisonderwijs in een krimpgemeente anders in te richten? Er zijn al scholen van verschillende denominaties die op één locatie met twee ingangen werken en zo efficiëntere samenwerking uitproberen. Maar vanuit het oogpunt van de kosten gaat het langzaam, terwijl die traagheid dus wel onmiddellijk gevolgen heeft voor dorpen en gemeenten op andere terreinen.’

© Nationale Onderwijsgids