Hoe ontwikkelt het lerarentekort zich? Krijgen leraren een goede cao? Zijn de problemen in de steden groter? Over dit soort vragen debatteert de Kamer met de ministers Slob (Basis- en Voortgezet Onderwijs) en Van Engelshoven (Onderwijs). Dit meldt de Tweede Kamer.
NOG
Tweede Kamer debatteert weer over het lerarentekort
-Dat er nu een groot lerarentekort is, kan geen verrassing zijn, zeggen verschillende woordvoerders. Het is jaren geleden al voorspeld, zegt Westerveld (GroenLinks), maar de rapporten waarin dat stond zijn onder in de la gestopt. Het probleem is onderschat en veronachtzaamd, zo sluit Bisschop (SGP) zich daarbij aan.
Er is niet één knop waar we aan kunnen draaien, benadrukt minister Slob. Het kabinet neemt daarom verschillende maatregelen, zoals het verlagen van de werkdruk. Minister Van Engelshoven wil dat lerarenopleidingen hun aanbod beter afstemmen op zijinstromers en deeltijdstudenten. Op verzoek van de Kamer onderzoekt zij ook of pabo-studenten de mogelijkheid moeten krijgen om zich te specialiseren in jonge of oudere kinderen.
Het aflossen van de staatsschuld is kennelijk belangrijker dan het oplossen van het lerarentekort, zegt Kwint (SP), die wijst op het hoge begrotingsoverschot in 2019. Van Raan (PvdD) betoogt dat er structureel meer geld moet komen. Ook volgens Van den Hul (PvdA) is dat hard nodig, zodat het onderwijs een gelijkekansenmotor kan zijn en bijdraagt aan het verdienvermogen van Nederland.
Voor leraren is geld niet het enige, zegt Bruins (ChristenUnie), zelfs niet het belangrijkste. Het gaat volgens hem meer om de manier waarop we als samenleving tegen het onderwijs en tegen leraren aankijken. Professionele autonomie is daarbij belangrijk.
Beertema (PVV) denkt niet dat extra investeringen nodig zijn. Hij stelt voor om onderwijsmiddelen meer te oormerken, zodat het geld gaat naar de leraren en niet naar vastgoed of dure leaseauto's van bestuurders. Bij schoolbesturen blijft er volgens Van der Molen (CDA) soms geld op de plank liggen dat ook aan beter onderwijs of een lagere werkdruk besteed zou kunnen worden.
Het lerarentekort is in het basisonderwijs groter dan in het voortgezet onderwijs. De belangrijkste oorzaak hiervan is waarschijnlijk dat de lonen in het voortgezet onderwijs hoger liggen.
Een manier om verschillen in beloning weg te nemen is het afsluiten van één cao voor voortgezet en basisonderwijs. Laat een bemiddelaar onderzoeken welke stappen daarvoor nodig zijn, suggereert Van den Hul (PvdA). Ook Van Meenen (D66) wil de kloof dichten.
Minister Slob gaat met de sociale partners praten over de mogelijkheid om één cao af te sluiten. Maar het is volgens hem te duur om dat nog in deze kabinetsperiode te regelen.
Niet iedereen die een diploma heeft, staat ook voor de klas. We moeten proberen om deze stille reserve beter te benutten, vindt Bruins (ChristenUnie). Slob zegt dat het goed lukt om mensen die in de WW terecht zijn gekomen, weer terug te halen naar het onderwijs.
Er is niet alleen een stille reserve buiten het onderwijs maar ook erbinnen, betoogt Heerema (VVD), die wijst op de vele parttimecontracten. Hij pleit voor maatregelen om deze groep meer uren te laten maken, bijvoorbeeld door het verbeteren van de kinderopvang of aanpassingen in het belastingstelsel. Werkgever en werknemer moeten hierover met elkaar vaker het gesprek voeren, zegt Van Engelshoven.
Het lerarentekort is het nijpendst in de grote steden. En dat geldt nog meer voor scholen met een "uitdagende leerlingenpopulatie", concludeert Van Meenen (D66). Daar zou volgens hem dan ook een groter deel van het beschikbare geld naartoe moeten. Kwint (SP) suggereert om dit dan te gebruiken voor kleinere klassen.
Diversiteit en islamisering maken het onderwijs in grote steden tot een "multiculturele hel" voor leraren, stelt Beertema (PVV). Onderwijs zou daarom volgens hem meer gericht moeten zijn op integratie en assimilatie.
De Kamer stemt op 3 maart over de tijdens het debat ingediende moties.