In het basisonderwijs staan steeds minder mannen voor de klas. Sinds 2003 is het aantal mannelijke leraren van 22,8 procent gedaald naar 15,6 procent in 2012, zo blijkt uit een enquête van de vakvereniging CNV Onderwijs. Dat meldt de PO-Raad.
Uit de enquête blijkt verder dat in 4,2 procent van de scholen geen enkele mannelijke leraar meer aanwezig is. Ruim 13 procent van de scholen heeft nog slechts één mannelijke leraar in dienst. De PO-Raad benadrukt het belang van diversiteit in lerarenteams. Wanneer een team bestaat uit mannen, vrouwen, jonge en oude leerkrachten, autochtone, allochtone, hbo- en academisch geschoolde docenten, zal er meer balans zijn in het team en in het onderwijs dat wordt gegeven. Leerlingen zullen daar op hun beurt van profiteren.
Om die reden vindt de PO-Raad het belangrijk dat er meer mannen voor de klas komen te staan. Mannelijke leraren kunnen fungeren als een rolmodel voor zowel jongens als meisjes. Vorig jaar al riep het Arbeidsmarktplatform PO een subsidieregeling in het leven om scholen in het primair onderwijs te stimuleren en te ondersteunen bij het aanstellen van zij-instromende mannen die leraar willen worden.
Ook zou een meer zakelijke cultuur en meer nadruk op technische en praktische vaardigheden in het basisonderwijs het docentenvak aantrekkelijker kunnen maken voor zowel mannen én vrouwen.
© Nationale Onderwijsgids