Volgens het CBS wordt het belang van een vakbond kleiner gevonden naarmate het niveau van de beroepsgroep stijgt. Voor leerkrachten in het basisonderwijs geldt dit dus niet. Wel hecht deze groep meer waarde aan de bond dan personeel dat werkzaam is in andere onderwijssectoren. Bijna 55 procent van de leerkrachten in het po noemt een vakbond belangrijk. Iets meer dan twintig procent vindt vakbonden zelfs heel belangrijk. Het overige kwart van de leerkrachten geeft aan een vakbond niet zo belangrijk te vinden.

Docenten die werkzaam zijn in het voortgezet onderwijs verschillen van mening over het belang. Docenten van een beroepsgericht vak waarderen vakbonden hoger dan docenten van algemene vakken. Het verschil is respectievelijk 72,8 procent om bijna 66,9 procent. Ongeveer de helft van de docenten in het hbo en wo zegt een vakbond niet belangrijk te vinden. Ruim 42 procent vindt het bestaan wel belangrijk en ruim 9 procent van deze docenten en hoogleraren beschouwt vakbonden als zeer belangrijk.

Naast leerkrachten in het basisonderwijs vinden ook onderwijsassistenten en leidsters in de kinderopvang  vakbonden van waarde: ruim 20 procent vindt het heel belangrijk en iets meer dan 55 procent vindt een bond belangrijk. Wat betreft managers in het onderwijs wordt er een stuk minder positief gedacht over vakbonden. 51 procent van deze beroepsgroep vindt het bestaan niet van belang.

Eind maart van dit jaar waren er volgens cijfers van het CBS in totaal 1,7 miljoen mensen lid van een vakbond. Vergeleken met 2016 zijn dat er 15.000 minder. Ondanks dat deze aantallen al een tijdje dalen, gaat die dalende lijn niet snel. In 2011 was er voor het laatst een toename. Verder is er volgens het CBS te zien dat het aantal vrouwen dat lid is van een vakbond zowel procentueel als absoluut stijgt. In 2016 was er sprake van een toename van 8.000 vrouwelijke vakbondsleden.

Door: Redactie Nationale Onderwijsgids