Normal_3844

De Inspectie van het Onderwijs moet zich concentreren op haar kerntaak, het bewaken van de onderwijskwaliteit, aldus de Volkskrant op 28 december 2010. Niet alles tot op detail controleren en scholen de vrijheid geven om het onderwijs naar eigen inzicht in te richten.

Het is een oproep naar het hart van inspecteur-generaal Annette Roeters; de inspectie volgt dan ook al een aantal jaar deze lijn. Ze staat namelijk voor effectief toezicht voor goed onderwijs. Onderwijs waarin resultaten behaald worden die verwacht mogen worden. Hoe dat gebeurt is een zaak van scholen, ouders en leerlingen.

Daarom let de inspectie sinds 2007 speciaal op scholen die enkele jaren achtereen te lage opbrengsten laten zien. Want juist op die scholen kan ze het meeste effect bereiken. Hiervoor bekijken de inspecteurs jaarlijks hoe de scholen voor basisonderwijs, voortgezet onderwijs en middelbaar beroepsonderwijs gepresteerd hebben. Ze letten daarbij, om met de commissie Dijsselbloem te spreken, op het ‘wat' (de resultaten), niet op het ‘hoe' (de manier waarop die bereikt zijn). Scholen die leerlingen voldoende basisvaardigheden bijbrengen, worden in principe niet meer verder onderzocht, ongeacht hun didactische uitgangspunten.

Scholen die de verwachtingen niet waarmaken krijgen echter speciale aandacht. Gaat er niet teveel lestijd verloren? Heeft de school voldoende in de gaten hoe het met leerlingen gaat? Leggen de leraren duidelijk uit? Krijgen de leerlingen die dat nodig hebben, speciale zorg? Als een school (zeer) zwak blijkt te zijn, dan moet het bestuur duidelijk maken hoe het de onderwijskwaliteit zo snel mogelijk weer op orde krijgt. De inspectie volgt dit verbetertraject nauwgezet. Ze let hierbij juist op de kwaliteitselementen die op de school achterblijven.

Dat dit beleid effectief is blijkt uit het aantal zwakke en zeer zwakke scholen. Zo waren er op 1 december 62 zeer zwakke basisscholen. Dat is een derde minder dan een jaar eerder. Er krijgen dus meer leerlingen onderwijs van voldoende kwaliteit. Scholen die zich verbeteren geven hun leerlingen weer de kans om zich te ontplooien naar hun vermogen.

De Onderwijsraad sprak zich in 2009 positief uit over dit risicogerichte toezicht. Hierbij merkte de raad op dat als scholen hun leerlingvolgsystemen goed gebruiken, de inspectie terughoudender kan zijn. De scholen hebben dus zelf in de hand hoe intensief het toezicht is. Als ze in de gaten houden of het goed gaat met de leerlingen, en de resultaten voldoende zijn, dan krijgen ze van de inspectie de ruimte.

Met enige regelmaat vraagt de politiek aan de inspectie specifieke zaken te onderzoeken. Er is niet altijd rechtstreeks verband met onderwijskwaliteit, maar de maatschappelijke en politieke zorg rechtvaardigt dan nader onderzoek. Een voorbeeld hiervan is de ouderbijdrage in het voortgezet onderwijs. Een thema dat leeft bij veel ouders en waarvoor ook de politiek zich inzet.

Dit zijn onderzoeken die in de publiciteit veel aandacht oproepen, ook al omdat bewindslieden met verve uitdragen dat ze de inspectie op een probleem gezet hebben. Hierdoor kan het beeld ontstaan dat de inspectie zich vooral bezig houdt met dit soort onderzoeken. Niets is minder waar. Het overgrote deel van het werk van de inspecteurs is gericht op het bewaken van de onderwijskwaliteit in de Nederlandse scholen.

De inspectie doet ook algemeen onderzoek op eigen initiatief. Op basis van de bevindingen publiceert ze jaarlijks De staat van het onderwijs. Hierbij brengt ze vier hoofdlijnen in kaart die essentieel zijn voor onderwijskwaliteit: de resultaten, de zorg voor zwakke en excellente leerlingen, de kwaliteit van de leraar en de kwaliteit van schoolleiding en bestuur. Zo draagt de inspectie ook bij aan de kennis over wat goed onderwijs goed maakt.

Wat de inspectiebevindingen, en ook onderzoek van anderen, duidelijk maken, is dat goed onderwijs gedragen wordt door professionals voor de klas en in de schoolleiding en door betrokken bestuurders. Zij zijn de aangewezen personen om uit leerlingen te halen wat er in zit. Maar als de resultaten aangeven dat het niet goed gaat, grijpt de inspectie in. Daar hebben leerlingen, ouders en de samenleving recht op.