Als zelfs maar het vermoeden bestaat dat op school een medewerker 'fout gedrag' vertoont, dan dient het bestuur dat onmiddellijk te melden aan de Vertrouwensinspecteur. Deze beslist vervolgens hoe deze melding wordt afgehandeld. Het is voor een bestuur niet toegestaan om een eigen afweging te maken, het gaat hier om een wettelijke meldplicht.
De kwestie rond het seksueel misbruik op de kinderdagverblijven in Amsterdam is voor de juridische afdeling van de Besturenraad aanleiding om nog eens uitdrukkelijk te wijzen op de bestaande regelgeving. Een van de punten die in de Amsterdamse zaak naar voren komt is de vraag of er alert is gereageerd op eerdere signalen dat er iets grondig mis zou kunnen zijn. Onderzoek moet uitwijzen of er iemand tekort is geschoten, aldus burgemeester Van der Laan.
Voor het primair, voortgezet onderwijs en middelbaar beroepsonderwijs zijn de regels in ieder geval duidelijk, stelt mr. Peter Dijkmans, bij de Besturenraad onder meer gespecialiseerd in klachtenrecht en meldplicht. Die regels zijn vastgelegd in de Kwaliteitswet van 1998, die onder meer als oogmerk heeft de veiligheid in het onderwijs te bevorderen.
Waar het om draait is de meldplicht bij 'grensoverschrijdend gedrag'. Aanvankelijk werd daar alleen seksueel misbruik en seksuele intimidatie mee bedoeld. Maar de afgelopen jaren is dat begrip uitgebreid met fysiek en psychisch geweld, discriminatie en radicalisering. 'Elk signaal dat een bestuur ontvangt over een serieus vermoeden van grensoverschrijdend gedrag, of dat zelf waarneemt, dient onmiddellijk bij de Vertrouwensinspecteur gemeld te worden. Ik zeg altijd, beter tien keer teveel gebeld, dan één keer te weinig', zegt Dijkmans.
In de loop der jaren zijn scholen steeds beter bekend geraakt met deze meldplicht, maar het komt nog altijd voor dat de betrokken bestuurders niet of onvoldoende op de hoogte zijn. Ze lopen daardoor het risico dat ze in een lastig juridisch parket terecht komen en daardoor ook imagoschade oplopen.
Naaste collega
De verplichting om stappen te ondernemen is niet beperkt tot de bestuurlijk verantwoordelijken, het strekt zich uit tot iedereen die binnen een onderwijsorganisatie werkzaam is. Als een docent een bepaald vermoeden of de wetenschap heeft over een collega die zich schuldig maakt aan grensoverschrijdend gedrag, dan dient hij of zij dat te melden aan de directeur en die moet dat weer doorgeven aan het bevoegd gezag.
Dijkmans beseft dat dat een moeilijke beslissing kan zijn voor een docent, want het gaat immers over een naaste collega. Maar als later blijkt dat die docent op de hoogte was, of alleen maar het vermoeden had, dan heeft die een groot probleem gezien de mogelijke juridische consequenties, licht Dijkmans toe.
Op de juridische afdeling is veel expertise over hoe te handelen in dit soort situaties, maar ook over de betekenis van de Verklaring Omtrent Gedrag (VOG) bij het aannemen van nieuw personeel. Op aanvraag zijn publicaties beschikbaar waarin op toegankelijke wijze de regels worden uitgelegd.
De kwestie rond het seksueel misbruik op de kinderdagverblijven in Amsterdam is voor de juridische afdeling van de Besturenraad aanleiding om nog eens uitdrukkelijk te wijzen op de bestaande regelgeving. Een van de punten die in de Amsterdamse zaak naar voren komt is de vraag of er alert is gereageerd op eerdere signalen dat er iets grondig mis zou kunnen zijn. Onderzoek moet uitwijzen of er iemand tekort is geschoten, aldus burgemeester Van der Laan.
Voor het primair, voortgezet onderwijs en middelbaar beroepsonderwijs zijn de regels in ieder geval duidelijk, stelt mr. Peter Dijkmans, bij de Besturenraad onder meer gespecialiseerd in klachtenrecht en meldplicht. Die regels zijn vastgelegd in de Kwaliteitswet van 1998, die onder meer als oogmerk heeft de veiligheid in het onderwijs te bevorderen.
Waar het om draait is de meldplicht bij 'grensoverschrijdend gedrag'. Aanvankelijk werd daar alleen seksueel misbruik en seksuele intimidatie mee bedoeld. Maar de afgelopen jaren is dat begrip uitgebreid met fysiek en psychisch geweld, discriminatie en radicalisering. 'Elk signaal dat een bestuur ontvangt over een serieus vermoeden van grensoverschrijdend gedrag, of dat zelf waarneemt, dient onmiddellijk bij de Vertrouwensinspecteur gemeld te worden. Ik zeg altijd, beter tien keer teveel gebeld, dan één keer te weinig', zegt Dijkmans.
In de loop der jaren zijn scholen steeds beter bekend geraakt met deze meldplicht, maar het komt nog altijd voor dat de betrokken bestuurders niet of onvoldoende op de hoogte zijn. Ze lopen daardoor het risico dat ze in een lastig juridisch parket terecht komen en daardoor ook imagoschade oplopen.
Naaste collega
De verplichting om stappen te ondernemen is niet beperkt tot de bestuurlijk verantwoordelijken, het strekt zich uit tot iedereen die binnen een onderwijsorganisatie werkzaam is. Als een docent een bepaald vermoeden of de wetenschap heeft over een collega die zich schuldig maakt aan grensoverschrijdend gedrag, dan dient hij of zij dat te melden aan de directeur en die moet dat weer doorgeven aan het bevoegd gezag.
Dijkmans beseft dat dat een moeilijke beslissing kan zijn voor een docent, want het gaat immers over een naaste collega. Maar als later blijkt dat die docent op de hoogte was, of alleen maar het vermoeden had, dan heeft die een groot probleem gezien de mogelijke juridische consequenties, licht Dijkmans toe.
Op de juridische afdeling is veel expertise over hoe te handelen in dit soort situaties, maar ook over de betekenis van de Verklaring Omtrent Gedrag (VOG) bij het aannemen van nieuw personeel. Op aanvraag zijn publicaties beschikbaar waarin op toegankelijke wijze de regels worden uitgelegd.