Leerkrachten op protestants-christelijke basisscholen hanteren tegenstrijdige idealen bij het omgaan met verschillen tussen leerlingen. Dat blijkt uit het promotieonderzoek van intercultureel psycholoog Inge Versteegt naar opvattingen van basisschoolleerkrachten over etnische en religieuze diversiteit in de klas.
Niet de identiteit van de school, maar de persoonlijke overtuiging van de leerkracht is doorslaggevend voor de wijze waarop kinderen van verschillende religieuze achtergronden worden benaderd. Versteegt promoveert op 22 december bij de faculteit Geesteswetenschappen van de Universiteit Utrecht.
Het diffuse karakter van richtlijnen van scholen over diversiteit leidt tot willekeur, aldus Versteegt. Daarbij gebruiken leerkrachten het woord 'christelijk' op verschillende manieren om hun eigen gelijk aan te tonen. De ene leerkracht verwacht bijvoorbeeld dat alle kinderen in de klas meebidden, de ander wil juist ruimte maken voor verschillen.
Tegenstrijdige idealen
Versteegt heeft voor haar onderzoek onder meer diepte-interviews met leerkrachten afgenomen. Daarin spreken de leerkrachten over de verschillen tussen de kinderen in hun klas, welke waarden ze de kinderen willen bijbrengen, wat ze beogen met de godsdienstles, wat ze zelf geloven, en wat ze verstaan onder een christelijke school.
Aan de hand van deze interviews identificeerde Versteegt de vijf meest voorkomende, maar al snel tegenstrijdige idealen waarmee leerkrachten hun houding ten aanzien van diversiteit bepalen:
- wederzijds respect hebben
- waarderen van cultureel verschil
- bestrijden van vooroordelen
- beschermen van de schoolidentiteit door verplichte rituelen
- het bevorderen van de autonomie van kinderen op het gebied van geloof.
Pragmatisch omgaan met diversiteit blijkt mogelijk als niet één ideaal centraal staat, maar wanneer de leerkracht per situatie meerdere idealen kritisch tegen elkaar afweegt.
Wij-zij
In de interviews noemde het merendeel van de leerkrachten de aanwezigheid van kinderen met een andere levensbeschouwing in de klas waardevol. Niettemin worstelen alle ondervraagden in meerdere of mindere mate met morele dilemma's als: wat te doen met hoofddoekjes, wat te doen met Harry Potter, wat te doen met douchen na gymnastiek?
Versteegt constateerde bovendien dat de leerkrachten de termen 'zwart', 'moslim' en 'allochtoon' door elkaar gebruiken, evenals de termen 'wit', 'christelijk' en 'Nederlands'. Zo creëren ze - onbedoeld - een wij-zij tegenstelling.