Normal_3813

(Novum) - Op Nederlandse scholen heerst een wildgroei aan programma's tegen pesten, waarvan niet duidelijk is of ze werken. Hierdoor wordt mogelijk veel geld verspild. De methode kan zelfs averechts uitpakken. Dat stelt socioloog René Veenstra van de Rijksuniversiteit Groningen.

De wetenschapper pleit ervoor eerst te onderzoeken wat werkt. Sommige scholen hebben een pestprotocol, waarbij in de gang een rijtje regels aan de muur hangt. Anderen doen aan weerbaarheidstraining. Of klassen moeten lief doen tegen het ene plantje en schelden tegen het andere.

"Je kunt het zo gek niet verzinnen, of scholen hebben het als methode tegen pesten", zegt Veenstra sceptisch. "Bij zo'n weerbaarheidtraining leert ook de pester hoe hij een effectieve schop uitdeelt. En als een slachtoffer van zich afbijt, kan dat in sommige gevallen het pesten juist verergeren."

Veenstra wijst op het grote belang om pesten te verminderen, zowel voor slachtoffers als daders. "Pesten heeft zelfs een negatief effect op kinderen die zien dat anderen er slachtoffer van zijn. Ook zij hebben het minder naar hun zin op school."

Veenstra pleit voor de Finse methode KiVa. "In een onderzoek uit Cambridge naar het effect van antipestprogramma's wereldwijd, kwam deze methode als beste uit de bus." Driekwart van de Finse scholen werkt inmiddels met dat programma. Op die scholen is het pesten volgens de socioloog met dertig tot veertig procent gedaald.

In het KiVa-programma krijgen de leerkrachten een training om pesten beter te herkennen. "Vooral subtielere vormen van pesten, zoals leugens verspreiden over iemand of iemand buitensluiten, zijn soms moeilijk te signaleren." En leerlingen krijgen via onder meer rollenspellen en een computerspel inzicht in hoe pesten werkt en wat je er tegen kunt doen.

Het kracht van de methode is volgens Veenstra dat het zich niet richt op de pesters en de slachtoffers, maar op de hele klas. Daarom onderzoekt zijn onderzoeksgroep de werking van pesten door sociale netwerken van klassen te construeren.

Veenstra kreeg eind vorig jaar een miljoen euro van het ministerie van Onderwijs om de Finse methode te testen. Vanaf 2012 worden gedurende twee jaar verschillende methoden vergeleken; 35 scholen gaan door op de oude voet, 35 scholen krijgen het KiVa-programma en 35 scholen gebruiken het KiVa-programma plus de sociale netwerkanalyses van Veenstra. "Als onze methode werkt, hebben we een programma dat bewezen effectief is en dat hopelijk de standaard wordt in Nederland."