Normal_6199

Binnen een jaar nadat de Wet Goed onderwijs, goed bestuur door het parlement is aangenomen, heeft 72 % van de schoolbesturen in het primair onderwijs intern toezicht georganiseerd. Dit blijkt uit onderzoek dat is uitgevoerd door de Hogeschool van Amsterdam en de Radboud Universiteit Nijmegen, in opdracht van de PO-Raad.

Het scheiden van bestuur en toezicht is een kernpunt uit de wet en geldt als een belangrijk criterium voor bestuurlijke kwaliteit. Het onderzoeksrapport wordt donderdag 9 juni, tijdens de Algemene Ledenvergadering van de PO-Raad, aan minister Van Bijsterveldt aangeboden.

De snelheid waarmee het intern toezicht vorm krijgt is opvallend, zeker gezien de diversiteit van de sector. Van de 1200 besturen zijn er 550 met slechts één school. Die diversiteit, die te maken heeft met de wijze waarop de basisscholen zijn geworteld in de samenleving, is ook zichtbaar in de samenstelling van de besturen: bijna de helft (48 %) van de leden van schoolbesturen zijn ouders. Dat aandeel verschilt wel sterk tussen éénpitters (73% ouders in het bestuur) en meerpitters (32% ouders).

Een voordeel hiervan is de betrokkenheid bij de school, maar tegelijkertijd betreft het daardoor vaker een niet-professioneel bestuur, bestaande uit vrijwilligers. De veronderstelling dat de scheiding tussen bestuur en toezicht hier langer op zich zou laten wachten, blijkt dus niet waar.

Goed bestuur en onderwijskwaliteit
Goed bestuur en goed intern toezicht dragen bij aan een opbrengstgerichte organisatie met goede resultaten van leerlingen. Een voorwaarde voor goede onderwijskwaliteit is dat alle geledingen (leraren, schoolteams, schoolleiders, schoolbesturen) op hun niveau op volle kracht kunnen opereren, hetgeen alleen mogelijk is als er helderheid bestaat over rollen en verantwoordelijkheden en als de gezamenlijke inspanningen zich richten op het verbeteren van de prestaties van de leerlingen.

Knelpunten in het presteren van de scholen hangen deels samen met onheldere verdeling van verantwoordelijkheden. Professionalisering van schoolbestuur en toezicht is in dat verband van het grootste belang.

Code Goed bestuur
Vanuit die overtuiging hebben de leden van de PO-Raad in 2010 de Code Goed Bestuur PO vastgesteld. Door zich te verbinden aan de Code geven de schoolbesturen aan te willen sturen op kwaliteit. De code biedt tevens houvast om goed bestuur in de eigen praktijk vorm te geven. De PO-Raad ondersteunt de schoolbesturen daarbij.

De PO-Raad monitort hoe het staat met het effectueren van goed bestuur in de praktijk. De resultaten van de nulmeting zijn nu gepubliceerd. Naast bovengenoemde resultaten blijkt ook uit de nulmeting dat 50% van de schoolbesturen de Code Goed Bestuur van de PO-Raad hanteert. Zes maanden na de invoering is dat een bemoedigend percentage. De Code wordt ook positief gewaardeerd.

Ruimte voor verbetering
Schoolbesturen realiseren de scheiding van bestuur en toezicht op verschillende wijze al naar gelang het bestuursmodel dat wordt gebruikt: 20 procent via een raad van toezicht, 30% via een toezichthoudend stichtingsbestuur, een kleine 20% via een constructie met de ledenvergadering en 4% binnen het bestuur. Ruim 20% van de schoolbesturen geeft aan op korte termijn bestuur en toezicht te zullen scheiden.

Uit het onderzoek is ook te lezen dat intern toezicht weliswaar een plaats heeft gekregen in de organisatie, maar dat het daadwerkelijk intern toezicht houden kan worden verbeterd.

Condities
De condities voor goed bestuur zijn niet optimaal: er is nog steeds geen volledige lump sum in het primair onderwijs, waardoor de schoolbesturen onvoldoende beleidsruimte hebben. Desondanks hebben professioneel bestuur en intern toezicht zich binnen het primair onderwijs snel ontwikkeld tot volwassen ‘governance'. Het besturen van primair onderwijs is een vak geworden (zie de komst van colleges van bestuur en algemene directies). En de onderwijskwaliteit is steeds prominenter op de agenda van schoolbestuurders en toezichthouders komen te staan, zo blijkt uit het onderzoek.

Het onderzoek van Hooge en Honingh is een nulmeting: wat is de stand van de ontwikkeling van Goed Bestuur in onderwijsorganisaties op het moment dat de nieuwe eisen aan goed bestuur zijn gaan gelden? Einde 2011 zal een vervolgonderzoek plaatsvinden. Dan verwacht de PO-Raad verdere ontwikkelingen te zien.