Normal_internationaal_kinderen_buitenland_allochtoon_2

Godsdienstig en humanistisch vormingsonderwijs op openbare basisscholen moet structureel gefinancierd worden, vinden Kamerleden Loes Ypma van PvdA, Joël Voordewind van ChristenUnie en Michel Rog van CDA. Zij reageren op de eerste termijn van de Kamer over hun initiatiefwetsvoorstel. Dat meldt de Tweede Kamer.

Hoe zit de wereld in elkaar? Waarom zijn mensen anders? Hoe gaan mensen met elkaar om? Kinderen denken na over dit soort levensbeschouwelijke vragen, betoogt Ypma, en willen er graag met elkaar over praten. Lessen godsdienstige en humanistische vorming voorzien volgens haar dan ook in een behoefte en dragen bij aan het ontwikkelen van een moreel kompas.

Staatssecretaris Dekker van Onderwijs, die als adviseur van de Kamer deelneemt aan het debat, is geen voorstander van structurele overheidsfinanciering van godsdienstig en humanistisch vormingsonderwijs op openbare basisscholen. Ouders die dit soort onderwijs willen voor hun kinderen, kunnen volgens hem ook elders terecht. In de wet staat dat ouders scholen om godsdienstige of humanistische vorming voor hun kinderen kunnen vragen, zegt Vermue (PvdA). Maar dat betekent volgens Dekker niet dat de overheid die ook moet betalen.

Op dit moment is er een subsidieplafond van 10 miljoen euro per jaar voor godsdienstig en humanistisch vormingsonderwijs. Prijs- en loonstijgingen leiden tot nu toe niet tot een hoger beschikbaar bedrag. Structurele financiering moet dit volgens de initiatiefnemers veranderen.

Hoe worden de extra kosten van het initiatiefwetsvoorstel gedekt?, vraagt Straus (VVD). Het is nog maar de vraag of de kosten stijgen, antwoordt Rog, omdat de leerlingenaantallen dalen. Verder is de volumegroei gemaximeerd op 2 procent per jaar, zodat de kosten de komende tien jaar maximaal 5 miljoen euro stijgen. Dit geld zal dan elders op de begroting gevonden moeten worden, stelt Dekker vast. Voor hem is dat een extra reden voor een negatief oordeel over het initiatiefwetsvoorstel.

De Kamer sprak eerder op 9 november over het initiatiefwetsvoorstel. Het debat gaat op een later moment verder met de tweede termijn van de Kamer.