(Novum) - Meer dan zeven op de tien schoolleiders in het Nederlandse voortgezet onderwijs vinden dat er te weinig goede leraren zijn. Dat is veel, blijkt uit een internationaal onderzoek van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling. Internationaal ligt het gemiddelde op 39 procent van de schoolleiders.
Aan de woensdag in Japan gepresenteerde studie deden bijna 120 Nederlandse schoolleiders en zo'n tweeduizend leraren in de onderbouw van het voortgezet onderwijs mee. Alleen Japan scoort met bijna tachtig procent hoger dan de 71 procent van Nederland. In landen als Denemarken en Finland zijn schoolleiders stukken tevredener. Daar zegt niet meer dan respectievelijk bijna vijftien en zeventien procent te vinden dat er een tekort is aan goede leraren.
Staatssecretaris van Onderwijs Sander Dekker (VVD) stelt naar aanleiding van de studie dat hard wordt gewerkt aan de problemen met eerstegraads docenten in bètavakken en de moderne talen. "De komende jaren wordt ingezet op een betere begeleiding van startende leraren en uitbreiding van alternatieve instroomroutes voor academisch geschoolde docenten", schrijft hij aan de Kamer.
Samen met minister van Onderwijs Jet Bussemaker (PvdA) wil Dekker de kwaliteit van huidige en aankomende leraren verhogen. Ze hebben met de sector afgesproken de lerarenopleidingen voor het voortgezet onderwijs te verbeteren en academici meer mogelijkheden te bieden om als docent aan de slag te gaan. In 2020 moet de helft van de leraren in het voortgezet onderwijs een mastergraad hebben.
Uit het onderzoek blijkt verder dat een minderheid van de Nederlandse leraren, veertig procent, vindt dat het docentenvak door de maatschappij wordt gewaardeerd. Internationaal gezien is dat bovengemiddeld, al is in landen als Zuid-Korea en Singapore de maatschappelijke waardering vele malen hoger (respectievelijk 67 en 68 procent).
Nederlandse leraren zijn zeer tevreden met hun werk. Ruim negen van de tien docenten zijn tevreden. In het algemeen zijn ze in hogere mate tevreden over hun werk dan hun buitenlandse collega's. Slechts vijf procent van de Nederlandse docenten heeft spijt voor het lerarenvak te hebben gekozen. In andere landen is dat het dubbele.
Uit het onderzoek blijkt verder dat in Nederland minder vrouwen voor de klas staan dan in andere landen, 55 procent tegen 68 procent internationaal. Daarnaast werken Nederlandse leraren beduidend minder vaak fulltime dan hun internationale collega's.
Samen met een andere docent lesgeven, volgens de OESO een belangrijk verbeterpunt, wordt in Nederlandse klassen relatief weinig gedaan. Slechts een derde van de leraren is hiermee bezig terwijl dit internationaal bijna door het dubbele aantal leraren wordt gedaan. Ook doen Nederlandse leraren minder aan langdurige bijscholing.