Als het aan de Tweede Kamer ligt worden er betere criteria ontwikkeld om vast te stellen of een kind een onderwijsachterstand heeft. Nu wordt dit nog vastgesteld aan de hand van het opleidingsniveau van ouders. Er moeten criteria komen die rekening houden met de werkelijke achterstanden van leerlingen, vindt de Tweede Kamer. Dat meldt de PO-Raad.
Tijdens het debat over het onderwijsachterstandenbeleid zijn er verschillende moties ingediend. De motie van de PvdA is als enige aangenomen. De motie vraagt om de ontwikkeling van een beter criterium om achterstanden bij kinderen te bepalen. De partij vraagt ook te onderzoeken welke middelen nodig zijn voor een effectief en landelijk dekkend aanbod voor- en vroegschoolse educatie (vve) voor alle kinderen met een achterstand.
De afgelopen vijf jaar hebben gemeenten vooruitgang geboekt in de uitvoering van het beleid voor vve. Onder meer door het verschil in budget lopen de 37 grootste gemeenten voor op kleinere gemeenten. Eerder kondigde staatssecretaris Dekker van Onderwijs aan nog te willen bezuinigen op het taalachterstandenbeleid. Hierdoor zouden met name de vier grote steden in de toekomst minder geld ontvangen voor achterstandsleerlingen. De onderwijswethouders van Den Haag, Rotterdam, Amsterdam en Utrecht maakten zich zorgen over de plannen van Dekker. Ook bij een meerderheid van de Tweede Kamer viel het voorstel niet in goede aarde.
© Nationale Onderwijsgids