Bij steeds minder gemeenten zijn risico’s te zien rond toezicht en handhaving in de kinderopvang. De afgelopen jaren daalde het aantal gemeenten waar nader onderzoek van de Inspectie van het Onderwijs nodig was (22 in 2014, 16 in 2015, 10 in 2016). In 2017 komen slechts 7 gemeenten in aanmerking voor een nader onderzoek. Dit blijkt uit het vandaag gepubliceerde rapport Toezicht en handhaving kinderopvang - Landelijke rapportage 2016. Dit meldt de Onderwijsinspectie.
In het eerste deel van het rapport beschrijft de inspectie hoe gemeenten hun taken uitvoeren. Gemeenten hebben verschillende taken rond de kinderopvang. Ze moeten een register bijhouden, de GGD’en toezicht laten uitvoeren op de kinderopvanglocaties, en handhavend optreden als er tekortkomingen zijn vastgesteld.
Het blijkt dat het landelijk register goed bijgehouden worden. Ook worden bijna alle verplichte onderzoeken bij kinderopvanglocaties uitgevoerd. Bij de onderzoeken blijkt het minder vaak nodig om misstanden te herstellen. In 2016 gaf de GGD in 25 procent van de onderzoeken het advies om te handhaven. In 2014 lag dat tussen de 35 en 40 procent. In 18 procent van de situaties waarin de GGD handhaving adviseerde, besloot de gemeente beredeneerd niet tot handhaving over te gaan. In 2014 was dit nog in 26 procent van de adviezen.
Het is nog onduidelijk wat er met signalen gebeurt, omdat de aanleiding voor incidentele onderzoeken niet geregistreerd wordt. Als dat wel zou gebeuren, is er meer zicht op het aantal en de aard van de signalen, en wat de gemeenten er mee doen.
In januari 2018 verschijnt het tweede deel van de landelijke rapportage, met verdiepende analyses. Aan de orde komen dan onder andere de door de GGD’en getoetste voorwaarden (en hoe vaak er niet aan die specifieke voorwaarden voldaan wordt), de handhaving door de gemeenten en het toezicht op de voorschoolse educatie.
Door: Redactie Nationale Onderwijsgids