Elke school voorziet leerlingen van een basisondersteuning en veel scholen bieden extra ondersteuning aan leerlingen. Hoe scholen die ondersteuning inrichten wordt vastgelegd in een schoolondersteuningsprofiel. Zo’n profiel kun je het beste samen met het lerarenteam opstellen. Hoe doe je dat? Dat meldt Leraar24.
Sinds de invoering van het passend onderwijs in 2014, biedt elke school een basisondersteuning aan leerlingen. Wat daaronder valt, bepaalt het samenwerkingsverband in de regio samen met de aangesloten schoolbesturen. Denk hierbij aan hulp voor kinderen met dyslexie, een programma gericht op gedragsproblemen of een richtlijn voor medische handelingen. Scholen bieden daarnaast extra begeleiding. Wat ze daar precies onder verstaan leggen ze vast in het schoolondersteuningsprofiel (SOP). Elke school moet verplicht minimaal eens in de vier jaar een SOP opstellen.
Nieuwe SOP
Ten tijde van de invoering werkten veel scholen met hetzelfde schoolondersteuningprofiel, maar nu maken veel scholen een heel eigen SOP passend bij hun school en onderwijs. Mieke Michiels is interim intern begeleider op vier verschillende basisscholen in het zuidoosten van het land en maakte voor de basisschool Stelaertshoeve in Tilburg een nieuw SOP. “De meeste SOP’s zijn papieren tijgers, terwijl het een belangrijk document is dat voor iedereen toegankelijk moet zijn. Het is de basis van je onderwijs, want hierin staat hoe je de ondersteuning in de school gaat inrichten en uitvoeren. Het moet een handreiking voor de leraar zijn, maar het moet ook voor ouders inzichtelijk maken welke ondersteuning leerlingen kunnen krijgen.”
Extra ondersteuning
Michiels probeert het nieuwe SOP vooral kernachtig en beeldend in te richten. Ze raadt andere scholen aan het ook zo aan te pakken. “Een plaatje zegt vaak meer dan duizend woorden. Dat is ook handig voor anderstalige ouders, die eveneens moeten snappen wat de ondersteuningsniveaus en ambities van de school zijn.” Welke basisondersteuning een school kan bieden, hangt af van de keuzes die het samenwerkingsverband maakt. De extra ondersteuning kan schoolspecifiek worden ingericht; iedere school mag dit zelf bepalen. Een school kan zich specialiseren in een bepaalde behoefte, afhankelijk van datgene wat leerlingen nodig hebben en van de expertises die in het team aanwezig zijn.
Team
Een belangrijke tip die Michiels wil meegeven, is dat het SOP breed moet worden gedragen door het team. Stelaertshoeve werkt met vijf kwaliteitsgroepen (didactiek, ouderbetrokkenheid, betekenisvol, ondersteuning, pedagogiek) en alle teamleden zijn lid van een groep. Iedere groep draag zelf verantwoordelijkheid en is bevoegd om in samenspraak met het MT keuzes te maken. Met de kwaliteitsgroepen denkt het team mee over de ambities van de school en het onderwijs. “We formuleren voor het SOP de ambities voor de extra ondersteuning van leerlingen. Waar willen we over een paar jaar staan en hoe gaan we dat bereiken?”
Een SOP lijkt misschien iets voor een intern begeleider, maar Michiels denkt dat het juist belangrijk is dat leraren bij het proces betrokken zijn en gezamenlijk de inhoud bepalen van het SOP. “Ik vind dat meedenken en praten over een SOP echt hoort bij je taak als leraar. Het gaat over de manier waarop je je onderwijs inricht, op welke manier je passend onderwijs vorm kan geven en waar je mogelijkheden als school liggen. Het is een belangrijk onderwerp dat door het hele jaar heen moet terugkomen. Bekijk bijvoorbeeld jaarlijks of er nog bijstellingen nodig zijn en welke ontwikkelingen of nieuwe expertises er in het team zijn.”
Door: Nationale Onderwijsgids