Normal_tilburg_university

TILBURG – Talen zijn aan verandering onderhevig. Bepaalde woorden verouderen, andere doen weer hun intrede. Datzelfde geldt voor woordcombinaties en zelfs voor de grammatica. In de meeste gevallen zijn andere talen de oorzaak van taalverandering. Taalveranderingen proberen tegen te gaan is een vergeefse strijd, zo betoogt hoogleraar Linguïstiek en sociolinguïstiek Ad Backus de Universiteit van Tilburg dat vandaag de dag de naam Tilburg University draagt. Hij zal hierover uitweiden in zijn inaugurele rede aanstaande vrijdag.

Taalverandering is vaak een natuurlijk gevolg van het feit dat talen met elkaar in contact zijn. Veel mensen zijn twee- of meertalig, vaak zonder het ten volle te beseffen. Iemand die zowel Limburgs als Nederlands spreekt, zal Nederlandse invloed op zijn Limburgs moeten toestaan, en vele Nederlanders vertonen tegenwoordig sporen van Engelse invloed in hun Nederlands. Ook in Nederland opgegroeide Turken ontkomen niet aan deze wet: hun Turks wordt in Turkije vaak onmiddellijk opgemerkt als ‘niet van hier’.

Als een Nederlandse Turk bijvoorbeeld zegt dat hij iemand de schuld geeft gebruikt hij wellicht de woorden voor ‘schuld’ en ‘geven’, niet beseffend dat die combinatie niet bestaat in het Turks van Turkije. In zijn oratie laat Ad Backus zien waarom dit soort veranderingen schering en inslag zijn.

Backus stelt vervolgens een alomvattende theorie over taalverandering voor. Die bestaat niet, evenmin als een goed verhaal over de betekenis ervan voor ons inzicht in het menselijk taalvermogen. Backus breekt een lans voor een benadering van taal waarin aan dit soort veranderingen een centrale rol wordt toegekend. De centrale these is dat taalvermogen wordt opgebouwd op grond van wat we ermee doen en van wat we om ons heen horen, daarbij gebruikmakend van de algemene cognitieve vermogens van de mens. Dynamiek wordt dan een typisch aspect van ons taalvermogen.

Daar staat overigens tegenover dat het ook wel weer meevalt met de mate van verandering: echt van dramatische omvang is die niet. Dat komt door een ander centraal wezenskenmerk van taal: gevoeligheid voor het ontstaan van normen.

Verzet tegen taalverandering is niet altijd even nuttig, betoogt Backus, gedeeltelijk omdat het vechten tegen de bierkaai is en gedeeltelijk omdat de sociale consequenties van normovertreding in taal daar niet serieus genoeg voor zijn. Het zou immers niet veel uit moeten maken of iemand zegt ‘ik doe mijn ding’, een Anglicisme, of het meer authentiek Nederlandse ‘ik doe wat ik doe’.

© Nationale Onderwijsgids / Martijn van Noppen