In de zomervakantie naar school gaan om te voorkomen dat je blijft zitten; het helpt. Dat concluderen onderzoekers Sytske Faber, Greetje Timmerman en Anne Kievitsbosch van de Rijksuniversiteit Groningen. Zij evalueerden het experiment met de ‘Zomerschool’ dat in de zomervakantie van 2014 werd uitgevoerd.
Het onderzoek van Faber, Timmerman en Kievitsbosch vond plaats in 2014 op 15 scholen voor voortgezet onderwijs, waar in totaal 320 leerlingen deelnamen aan de zomerschool. Na afloop zijn 276 leerlingen (86 procent) alsnog bevorderd naar het volgende leerjaar. In vergelijking met het project in 2013 is dit slagingspercentage ongeveer gelijk (85 procent). Uit het onderzoek blijkt dat het effect na één jaar nog steeds positief is: van de geslaagde zomerschoolleerlingen is drie kwart eveneens voor het schooljaar 2014-2015 bevorderd of geslaagd voor het eindexamen.
De leerlingen nemen twee weken deel aan de zomerschool. Ze werken in kleine groepen van maximaal 6 leerlingen onder begeleiding van een (externe) zomerschooldocent en sluiten de zomerschool per vak af met een toets.
De zomerschool is effectief tegen zittenblijven in alle leerjaren van het voortgezet onderwijs, maar vooral voor havoleerlingen in het vierde leerjaar. Van alle deelnemende scholieren was de helft havoleerling en van deze groep leerlingen zat ruim zeventig procent in havo-4. De meest gekozen vakken voor de zomerschool zijn de zogenaamde kernvakken: wiskunde, Nederlands en Engels.
De zomerschool is behalve een educatief, ook een financieel succes. Zittenblijven is een dure aangelegenheid, want het kost ongeveer 7400 euro per zittenblijver. Deelnemen aan de zomerschool kost 650 euro per leerling. Het verschil in kosten is aanzienlijk. De 12 tot 15 zomerscholen die met 250-300 leerlingen meededen aan de experimenten in 2013 en 2014 leverden ruim 1 miljoen euro op per jaar.
© Nationale Onderwijsgids