Voor het vijfde jaar op rij groeit het aantal leerlingen op de middelbare school, terwijl het aantal leraren daalt. Volgens de Algemene Onderwijsbond (AOb) is leerling-leraarverhouding de afgelopen jaren gestegen naar 16 op 1. De AOb vindt dit opmerkelijk, want "de schoolbesturen kregen 67 miljoen euro om meer banen voor jongeren te creëren". De Tweede Kamer ontvangt begin juni een onderzoek van de Rekenkamer naar de effecten van deze banenimpuls. Dat melden Novum en de AOb.
De leerling-leraarverhouding is niet hetzelfde als het aantal leerlingen dat in een klas zit. Omdat er naast docenten ook interne begeleiders, remedial teachers en vakleerkrachten worden ingezet, is de gemiddelde klassengrootte groter dan de leerling-leraarverhouding. In 2010 was de leerling-leraar ratio nog 14,5. Voor de docenten komt de stijging van het aantal leerlingen en daling van docenten neer op een hogere werkdruk: er is meer werk voor minder mensen.
In oktober 2014 telden de middelbare scholen 7000 tot 11000 leerlingen meer dan het jaar ervoor. Er waren ongeveer 200 docenten minder. Volgens Bussemaker moest met de 67 miljoen, die geïnvesteerd was om meer banen te creëren, in het primair- en voortgezet onderwijs 3000 extra banen betaald kunnen worden. Op woensdag 27 mei gaat de Kamer vergaderen over de financiële positie van het funderend onderwijs.
© Nationale Onderwijsgids