Ontstaan van de Vrije School
De oprichter van de Vrije School is Rudolf Steiner. Hij was de grondlegger van de antroposofie en zette zich aan het eind van de Eerste Wereldoorlog in voor een sociale vernieuwing, waarbij hij mensen wilde bevrijden uit de loonslaverij. In 1919 ontstond in Stuttgart de eerste Vrije School: de Freie Waldorfschule.
De Vrije School in Nederland
In 1923 ontstond in Den Haag de eerste Vrije School in Nederland, in samenwerking met Rudolf Steiner, de internationale Antroposofische Vereniging in Dornach en de Nederlandse Antroposofische vereniging. Henri Zagwijn werd tot directeur benoemd. Tot in de jaren ’60 waren er slechts enkele Vrije Scholen in Nederland, maar vanaf de jaren ’70 en ’80 kende dit type onderwijs een groei. Momenteel zijn er rond de 100 Vrije Scholen in ons land.
Ook in andere landen is men niet onbekend met dit type onderwijs: in Scandinavische landen en in Engeland werden scholen opgericht, en vervolgens ook op andere continenten. Er zijn nu ongeveer 900 Vrije Scholen in 50 landen op de wereld.
Uitgangspunten van de Vrije School
Op Vrije Scholen staat de intrinsieke ontwikkeling van het kind centraal. Volgens Steiner vormt de ziel de motor van de ontwikkeling van het kind. Het is daarom de taak van de school om deze zogeheten ‘zielenkracht’ te ondersteunen. Steiner gelooft dat de ziel op aarde gekomen is om lessen te leren.
In de eerste zeven jaar van het leven ligt het accent op de wil, die in de beweging tot uitdrukking komt, en op de ontwikkeling van de fantasie. Op de Vrije School is er daarom veel aandacht voor bewegingsonderwijs en spel. In de tweede zeven jaar staat het gevoelsleven centraal, waarbij de taal steeds meer betekenis krijgt. Op de Vrije School is dan daarom veel aandacht voor kunstzinnige vorming. In de derde periode van zeven jaar zijn intellectuele krachten van belang, waarbij het logisch denken een grote rol speelt. Op de Vrije School is er dan veel aandacht voor intellectuele vorming.
Op de Vrije School slaan kinderen nooit een klas over en blijven ze ook nooit een klas zitten. Vrije Scholen spreken van een kleuterschool (4 tot 6 jaar), onderbouw (6 tot 12 jaar, klas 1 t/m 6) en bovenbouw (12 tot 18 jaar, klas 7 t/m 12). De klassen 7 en 8 worden ook wel de middenbouw genoemd. In de onderbouw staat met name het spel centraal, in de bovenbouw het denkvermogen.
Op de Vrije School wordt veel gewerkt met scripties en periodenschriften. Dat houdt in dat de eerste twee uren van de ochtend, gedurende drie tot zes weken, elke dag hetzelfde vak aan de orde komt. Vervolgens blijft dit vak een tijd rusten en wordt er plaats gemaakt voor een ander vak. De aandacht van de leerlingen wordt daardoor niet versnipperd over de leerstof uit verschillende vakgebieden. Verder wordt op de Vrije School gewerkt met veel natuurlijke materialen, zoals bijenwas en schapenwol.
Toezicht
De Nederlandse Vrije Scholen worden beschouwd als scholen voor bijzonder onderwijs. Net als alle andere Nederlandse scholen staan de Vrije Scholen onder toezicht van de Inspectie van het Onderwijs. De meeste van deze scholen worden volgens de regeling voor bekostiging van het bijzonder onderwijs bekostigd. Er zijn ook een paar particuliere Vrije Scholen. Deze worden vaak Staatsvrije school genoemd, om zich te onderscheiden van de door de overheid bekostigde scholen.
Door: Natioanle Onderwijsgids
Bronnen: Didactief online, Meer dan onderwijs, theorie en praktijk van het onderwijs in de basisschool. Eddy Alkema, Joanneke Kuipers, Chris Lindhout, Willem Tjerkstra. Koninklijke van Gorcum, 8e herziene druk