“The most important factor in preparing young people for the future is a broad and balanced curriculum” en “The most important skill is to know what you do, when you don’t know what to do” Dylan Thomas
Voorbeelden van onderwijs in het vak Nederlands zoals dat er tegenwoordig uit kan zien. De maatschappij verandert in hoog tempo, onder meer onder invloed van digitalisering en andere technische ontwikkelingen. Wat we de kinderen willen leren, moet mee veranderen met deze snel veranderende maatschappij, aldus Staatssecretaris Sander Dekker afgelopen najaar in een brief aan de Tweede Kamer[1]. Dit vereist een (regelmatige) herbezinning op ons curriculum. Wat heeft een kind dat in 2015 start aan zijn schoolloopbaan nodig om in 2032 een goede start te kunnen maken op de arbeidsmarkt? En wat zijn de consequenties daarvan voor het onderwijs bij het vak Nederlands in 2015 voor de leerling en voor de leraar?
Meer en meer werken leerlingen digitaal, ook bij het vak Nederlands. Wat betekent dit voor het schoolvak Nederlands? Leerlingen en leraren hebben andere middelen tot hun beschikking dan pak en beet tien jaar geleden? Hoe kunnen zij deze middelen inzetten om bij te dragen aan een toekomstgericht curriculum ?
Huidige situatie
Op dit moment is het zo dat de leerstof voor de verschillende schoolvakken, ook voor Nederlands, vastgelegd is in kerndoelen en examendomeinen. Daarnaast geldt dat Nederlands ook een kernvak is waarvoor extra strenge eisen gelden voor leerlingen. De kerndoelen zijn de afgelopen jaren steeds ruimer geformuleerd om de scholen meer ruimte te geven voor het bereiken ervan. Aan de andere kant komen er steeds vaker maatschappelijke vraagstukken op het bord van het onderwijs terecht en ook nieuwe 21e-eeuwse vaardigheden en bijvoorbeeld digitale geletterdheid dienen een plek te krijgen binnen het onderwijs. De Stichting Leerplan Ontwikkeling roept op[2] tot het opnieuw afwegen van de aandacht voor cognitieve vaardigheden enerzijds en die voor (21e-eeuwse) vaardigheden anderzijds en komt met het advies een maatschappelijk breed gedragen visie op onderwijs te formuleren, op basis waarvan de curricula kunnen worden vastgesteld en met een zekere regelmaat herijkt.
Inhoud van het schoolvak Nederlands
Waar het gaat om de inhoud van het vak Nederlands van de toekomst, valt een aantal zaken op te merken. Allereerst de traditionele indeling in vakken. Meer en meer zie je ontwikkelingen in scholen waarbij de traditionele schotten tussen de vakken zijn verdwenen en leerlingen meer projectmatig werken. Samenwerken wordt met inzet van digitale middelen steeds eenvoudiger voor leraren en leerlingen. Daar komt bij dat maatwerk meer en meer in opkomst is. Zo kwam de VO-raad onlangs met het voorstel diploma’s mogelijk te maken met vakken die zijn afgerond op verschillende niveaus.
Tegelijk is Nederlands, samen met wiskunde en Engels, een kernvak in het Voorgezet Onderwijs dat expliciete aandacht verdient met het oog op de strengere exameneisen. Zo ondervond men ook op De Nieuwste School in Tilburg, waar Johannes Visser van De Correspondent onlangs op bezoek was.[3] Twee jaar geleden gooiden de leraren alle kerndoelen van alle vakken op een hoop en verdeelden ze over nieuwe vakken als Science, Arts en Humanics. Ook een aantal vaardigheden dat traditioneel bij Nederlands wordt aangeleerd is op die manier te koppelen aan andere vakken. Toch bleek een dergelijke verdeling niet altijd goed samen te gaan met de traditionele exameneisen. De resultaten vielen de laatste jaren terug en de school kwam onder verscherpt toezicht te staan van de inspectie, waarna in de bovenbouw weer werd overgegaan tot het geven van de traditionele examenvakken. De oude, soms verouderde exameneisen enerzijds, de eisen en idealen van een veranderende maatschappij anderzijds veroorzaken de spagaat waarin het onderwijs, en meer specifiek ook het vak Nederlands, zich in bevindt.
Met het oog op het curriculum van de toekomst heeft het SLO in 2013 een zogenaamde trendanalyse uitgevoerd voor het schoolvak Nederlands. Hierbij zijn de leerplannen van alle sectoren geanalyseerd, waarbij vooral veel zichtbaar werd over het curriculum zoals dat beoogd is door de samenstellers, maar waarbij veel minder duidelijk werd over de uitvoering en de realisatie ervan. Uit de analyse wordt onder andere duidelijk dat veel leraren noodgedwongen houvast blijven zoeken bij oude leergangen en methodes en dat zij daardoor niet altijd slagen het onderwijs af te stemmen op functionele taalvaardigheid zoals beschreven in het Referentiekader Taal[4] en zo dus niet goed slagen in het geven van up to date onderwijs voor het vak.
De trendanalyse levert drie ontwikkelperspectieven op voor het vak: er zou meer aandacht moeten komen voor geïntegreerde didactiek, het in samenhang aanbieden van verschillende vaardigheden binnen het vak. Daarnaast zou er ook aandacht moeten zijn voor taalgericht vakonderwijs buiten het vak Nederlands, zodat het vak betekenisvoller wordt. Tenslotte moet er gewerkt (blijven) worden bij leerlingen aan kennis over taal(verschijnselen).
Onlinegeletterdheid
Onder de eerste aanbeveling noemt het SLO ook de aandacht voor een belangrijke nieuwe vaardigheid die, met het oog op digitalisering, gekoppeld kan worden aan de bestaande leesvaardigheid van het vak: onlinegeletterdheid. Juist ook met het oog op de vele leerlingen die tegenwoordig met een eigen device werken in de les, speelt deze zogenaamde online geletterdheid een rol. Naar het uitbreiden van het curriculum met de vaardigheid onlinegeletterdheid loopt momenteel een onderzoek van Jeroen Clemens, waarover te lezen is op zijn blog. [5] Het gebruiken van online informatie vraagt een nieuwe vaardigheid van leerlingen, of het nu gaat om het online schrijven of om het online lezen van teksten. Volgens Clemens gaan we er ten onrechte van uit dat leerlingen als zogenaamde ‘digital natives’ wel weten hoe ze zich moeten redden met online teksten. Clemens noemt dit een hardnekkige mythe. Uit recent Pisa-onderzoek blijkt dat 18 % van de leerlingen uitvalt op het lezen van online teksten. Toch doen we hier nog niets mee in ons onderwijs. Het gaat daarbij niet om bijvoorbeeld een pdf van een gewone tekst nu van beeldscherm lezen, maar om het lezen van een nieuw soort tekst, met hyperlinks en andere verwijzingen dat om een nieuw soort vaardigheid vraagt, waarbij hij erop wijst dat hij mogelijkheden ziet om hier samen met leerlingen en hun ervaring (co-teaching) aan te werken. Bovendien noemt Clemens Fins onderzoek dat aantoont dat samen online leren lezen betere resultaten geeft dan alleen.
Naast het toevoegen van dergelijk subdomein binnen het schoolvak Nederlands, brengen de recente technologische ontwikkelingen nu en zeker in de toekomst nog meer (didactische) mogelijkheden met zich mee. Zo kunnen leerlingen bijvoorbeeld leren door het inzetten van games, het zogenaamde serious gaming of gamification. Leerlingen kunnen bij het spelenderwijs leren werken aan vaardigheden als samenwerken, leren werken aan sociale vaardigheden, leiderschapscompetenties ontwikkelen, leren oplossingsgericht te denken en werken, kennis nemen van vakgebieden, doorzettingsvermogen ontwikkelen, concentratievermogen vergroten, ruimtelijk inzicht vergroten, reactiesnelheid verbeteren en nadenken over normen en waarden (Kisjes & Mijland, 2009). De nadruk komt door het vinden van de eerder genoemde nieuwe balans tussen kennis en vaardigheden meer te liggen op het aanleren van vaardigheden dan op het verwerven van kennis. Juist bij het ontwikkelen van deze vaardigheden kunnen games meerwaarde hebben, zo blijkt uit onderzoek. Zo dragen ze bij tot het aanleren van vaardigheden die te maken hebben met persoonlijkheidsvorming, ruimtelijk inzicht, motorische vaardigheden, het omgaan met informatie en communicatie technologie en sociale vaardigheden. Ook affectieve vaardigheden, vaardigheden die te maken hebben met houding, percepties en gevoelens van leerlingen ten opzichte van het vak, studeren en zichzelf, kunnen door een game positief beïnvloed worden (Coppes, Fisser, Smit, & Voogt, 2009).
Het leren door games staat nog in de kinderschoenen, maar verschillende spelelementen worden al volop gebruikt in de onderwijspraktijk. Zo wordt al veel gewerkt met kahoot-quizzen en socrative-quizzen[6] om de kennis van leerlingen tussentijds te toetsen. Verder ben ik zelf betrokken bij het ontwerp van een poëzie-game samen met studenten van de Technische Universiteit Twente, gebaseerd op de techniek van Augmented Reality, die er ongeveer zo uit ziet als in het voorbeeld uit de inleiding van dit artikel.
De lerende leraar
Bovengenoemde ontwikkelingen hebben natuurlijk ook gevolgen voor de leraar Nederlands. Juist in deze tijd, waarin leraren meer en meer te maken krijgen met decentrale sturing en waarin de roep om autonomie door docenten meer en meer gehoord lijkt te worden, is het van belang dat de docent zelf ontwikkelt en zich niet verschuilt achter zijn methode, zo betoogt ook Joke Voogt in haar oratie bij de aanvaarding van haar ambt als bijzonder hoogleraar ICT en curriculum.
Aandacht geven aan onlinegeletterdheid vraagt van de leraar dat hij zelf ook onlinegeletterd is. Het inzetten van games in de les vraagt van de leraar dat hij ict-vaardig is. Hier lijkt nog een wereld te winnen, getuige onderzoek van Kennisnet naar de ict-vaardigheden van leraren in PO, VO en MBO. [7] Vooral de didactische vaardigheden laten wat dat betreft nogal wat te wensen over. Veel leraren zijn onvoldoende didactisch bekwaam om zinvolle digitale lessen te verzorgen, terwijl ondertussen wel volledige klassen de les binnen komen wandelen met een laptop of ander device. Maar er is hoop. Leraren Nederlands startten een facebookgroep en een Google Drive om lesideeën te delen en initiatieven te ontwikkelen. Hierbij komen veel vragen voorbij naar het hoe en waarom van het inzetten van ICT en worden inspirerende voorbeelden gedeeld. Zo kan in de toekomst digitalisering een steeds duidelijkere plek krijgen in het curriculum.
© Nationale Onderwijsgids / Henk ter Haar
LiteratuurCoppes, W., Fisser, P., Smit, M., & Voogt, J. (2009). De zin en onzin van gaming in het onderwijs. Literatuurstudie naar het gebruik van computergames in het onderwijs. SLO, Enschede.
Kisjes, H., & Mijland, E. (2009). It’s all in the games. Middelbeers: Uitgeverij Innodoks.
[1] http://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/onderwijs-2032/documenten-en-publicaties/kamerstukken/2014/11/17/kamerbrief-over-toekomstgericht-funderend-onderwijs.html
[2] http://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/onderwijs-2032/documenten-en-publicaties/publicaties/2014/11/17/leerplan-voor-het-funderend-onderwijs-van-de-toekomst-een-verkennende-notitie.html
[3] https://decorrespondent.nl/2693/Op-De-Nieuwste-School-is-mentor-zijn-een-fulltime-baan/213966929-8d50f7e4
[4] http://taalunieversum.org/onderwijs/conferentie_het_schoolvak_nederlands/bundels/28/332/
[5] http://www.jeroenclemens.nl/nieuwe-media-ict/online-geletterdheid-weten-waar-we-over-praten/
[6] Getkahoot.com en www.socrative.com
[7]http://www.kennisnet.nl/fileadmin/contentelementen/kennisnet/Over.kennisnet/Vier_in_balans/Vier_in_balans_monitor_2013.pdf
@Smahane Ghannou Hartelijk dank voor uw reactie. Wij hebben het artikel aangepast. - redactie Nationale Onderwijsgids
Goed artikel. Alleen een beetje jammer dat de tekst zoveel fouten bevat, terwijl het hier juist over het vak Nederlands gaat. Komt deze tekst niet langs een eindredacteur?