Op 13 april was het dertig jaar geleden dat Midden-Limburg en omstreken wakker werd geschud door een hevige aardbeving. Het zou de zwaarste aardbeving zijn die ooit in Nederland is gemeten. Ik herinner me nog het onheilspellende geluid dat voorafging aan de hevige schokken. Nog niet bekomen van de schrik luisterden we in de keuken naar de eerste nieuwsberichten op de radio. Ondanks de spanning probeerde ik even later de slaap weer te hervatten. Ik deed helaas geen oog meer dicht en dacht dat er geen einde meer zou komen aan de lichtere naschokken die volgden.
’s Morgens fietste ik rond acht uur naar school. Ik zat in mijn eindexamenjaar en om half negen zou mijn mondeling Engels van start gaan. Onderweg kwam ik brokstukken van dakpannen en bakstenen tegen en zag ik zelfs de resten van een schoorsteen op de stoep liggen. Eenmaal op school aangekomen ging ik in het lokaal tegenover mijn leraar Engels zitten. Even leek het alsof er enkele uren geleden niets bijzonders was gebeurd. Terwijl ik een aantal vragen kreeg over het boek Charlie And The Chocolate Factory, begon weer alles om ons heen lichtelijk te trillen. De leraar zei dat we misschien maar beter naar buiten konden gaan. Ik kreeg een zeven voor mijn mondeling. Een maand later volgden de eindexamens en slaagde ik uiteindelijk voor mijn mavodiploma.
Utopie
Sinds die tijd is er veel veranderd in het onderwijs. Behalve met de afname van de centraal schriftelijke eindexamens. Want in mei zullen de gymzalen op alle middelbare scholen in ons land weer wekenlang bevolkt worden door gespannen eindexamenkandidaten die wederom per niveau door dezelfde cognitieve hoepel moeten springen. Net als in de vele decennia daarvoor. Op de praktijkexamens en de examens van vmbo-basis/kader na, zullen de examens wederom gemaakt worden met pen en potlood op papier. Na de eerste correctie door de vakdocenten zullen ze ook nu weer verzonden worden naar willekeurige scholen verspreid door het land voor een tweede correctie. Het afnemen van digitale examens lijkt nog steeds een utopie te zijn, in een land waarin verder zo goed als alles gedigitaliseerd is.
Kansengelijkheid
Bovenstaand gegeven wekt bij mij elk jaar weer verbazing en de nodige vragen op. Waarom blijven we überhaupt zo overtuigd van de waarde van het centraal schriftelijk eindexamen? Een bekend argument is dat het onder andere de kansengelijkheid zou bevorderen. Wanneer alle leerlingen van hetzelfde niveau tegelijkertijd hetzelfde examen maken zou dit het meest objectieve meetmoment zijn. Dit is echter een dubieuze aanname. Want: hoe kan er sprake zijn van objectiviteit wanneer de achtergronden en persoonlijke leer- en (be)leefsituaties van de vele tienduizenden examenleerlingen zo verschillend zijn? En is het daarnaast wel zo fair om iemand op het laagst behaalde niveau, bijvoorbeeld havo, te examineren, terwijl deze leerling bepaalde andere vakken misschien ook succesvol zou kunnen afronden op een hoger niveau? Het inzetten op een maatwerkdiploma lijkt vooralsnog een onneembare horde van onmacht en onwil, terwijl dat juist de aanzet kan zijn om kansen te vergroten en in te spelen op de verschillen tussen leerlingen.
Diversiteit en vrijheid
Tegelijkertijd staat het verplicht moeten afleggen van een centraal schriftelijk eindexamen zijdelings ook haaks op het nastreven van diversiteit en vrijheid die we op allerlei fronten mogen, willen of proberen na te streven in dit gave land. Iedereen kan en mag immers zijn wie hij, zij of hen is, ook bij het maken van keuzes in het onderwijs, maar tijdens de eindexamenperiode ben je weer net zo identiek als iedere andere examenleerling in het land. Het wachten is dan ook op een forse herziening van het antieke eindexamen in de huidige vorm. Daar zal waarschijnlijk hemel en aarde voor bewogen moeten gaan worden. Laat dit een bescheiden aanzetje zijn.
Pascal Cuijpers
(Docent VO, publicist en auteur)
www.pcuijpers.nl
Door: Nationale Onderwijsgids / Pascal Cuijpers