Onlangs kwam Mark Rutte in het nieuws door een dubieus verhaal over zijn mobiele telefoon, een Nokia 301. Dit model stamt uit 2013 waardoor het een dinosaurus is in vergelijking met het huidige aanbod van digitale smartphones. Niet alleen de geboortedatum van het apparaatje verraadt verminderde populariteit, ook de functies lijken inmiddels hopeloos achterhaald. De presidentiële Nokia heeft blijkbaar slechts een beperkte opslagruimte en wifi ontbreekt. Verder is mobiel internetten enkel mogelijk via 3G en theoretisch gezien kan er wel worden gewhatsappt, al moet dit gebeuren door het gebruik van de cijfertoetsen.
In De Volkskrant legde onze minister-president desgewenst uit waarom hij de Nokia veelal verkoos boven zijn iPhone. Zo zou hij de oude Nokia gebruiken voor de communicatie en de iPhone voor het volgen van het laatste nieuws. De beveiliging op de Nokia zou daarnaast beter zijn. Tevens vindt hij het makkelijker typen én wordt hij niet onnodig afgeleid door allerlei appgroepen. ‘Ik zie in mijn omgeving mensen overspannen raken omdat ze al die groepen moeten bijhouden, terwijl ik redelijk ontspannen door het leven loop’, aldus de inmiddels langstzittende premier van ons land.
Dumbphone
In hetzelfde artikel lees ik dat Rutte niet als enige behoefte heeft aan een ouderwets mobiel communiceerapparaat. Het is juist ook de jongere generatie, met name tussen de 25 en 35 jaar, die steeds meer lijkt te kiezen voor een zogenaamde dumbphone, als tegenhanger van de alwetende smartphone. De 26-jarige student Beek Groot is ook in het bezit van zo’n dumbphone zonder apps. Hij is erg tevreden over zijn Nokia 2720, omdat het apparaat hem niets opdringt door ongewenste algoritmes en hij geen stroom aan digitale meldingen ontvangt. Volgens eigen zeggen mist hij dan ook bijna niets, op een betere camera na.
Authenticiteit
Toch ben ik er nog niet van overtuigd dat jongeren nu massaal overstappen op de aanschaf van zo’n zogenaamde dumbphone. Daarvoor is de ingeslepen routine van de mogelijkheden die een slim mobieltje biedt inmiddels veel te groot geworden. Jongeren van nu kunnen zich niet voorstellen hoe een leven zonder smartphone en alle bijbehorende aandachtslurpende apps eruit ziet. Nu is dat ook niet direct de bedoeling, in een maatschappij die doordendert en waarin je, bij wijze van spreken, op achterstand raakt wanneer je met je ogen knippert. Daarentegen denk ik wel dat we inmiddels geregeld en in diverse mate van hevigheid een strijd met onszelf aan het voeren zijn om onze afhankelijkheid te verbloemen en ons staande te houden in een wereld die onze authenticiteit kunstmatig aan het vervormen is.
Omdat elke leerling op de school waar ik werk inmiddels in het bezit is van een eigen laptop, en deze mag inzetten voor educatief gebruik tijdens de lessen, wil ik dat de mobieltjes niet zichtbaar of in gebruik zijn als de les begint. Dit leidt geregeld tot discussies én tijdverlies. De afleidingen zijn namelijk gigantisch, de druk om te moeten communiceren is hoog, de kicks van de games werken verslavend en de angst om iets te missen werkt stress in de hand. En dan moet er op school ook nog iets geleerd worden tussendoor.
Schermtijd
Tijdens de lessen ga ik weleens met de leerlingen in gesprek over hun schermtijd. Ik verbaas me geregeld over de vele tientallen uren die ze per week online op hun telefoonschermpjes doorbrengen. Ik lijk daar dan als enige in het lokaal van op te kijken en de leerlingen verbazen zich vervolgens weer op hun beurt over het feit dat ik dat, op z’n zachtst gezegd, opmerkelijk vind. Online gaat het leven immers 24/7 door: het internet is altijd beschikbaar en er is gratis dopamine, aandacht, spanning, sensatie en teleurstelling voor iedereen in overvloed. School is dan ook vaak een storende onderbreking in het leven online. De aanstaande boomer in mij maakt zich daar weleens zorgen over.
Pascal Cuijpers
(Docent VO, publicist en auteur)
www.pcuijpers.nl
Door: Nationale Onderwijsgids / Pascal Cuijpers