De hogescholen en universiteiten hebben niet de beloofde 600 miljoen in het hoger onderwijs geïnvesteerd. De Kamer debatteert hierover met minister Van Engelshoven (Onderwijs, Cultuur en Wetenschap). Dit meldt de Tweede Kamer.
NOG
Kamer debatteert over investeringen in het hoger onderwijs
-Bij de invoering van het leenstelsel in september 2015 in het hoger onderwijs hebben de universiteiten en hogescholen toegezegd dat zij tussen 2015 en 2017 600 miljoen extra zouden investeren in de kwaliteit van het hoger onderwijs. Zo zou ook de eerste generatie studenten die moest lenen al profijt hebben van de voorgenomen kwaliteitsverbetering.
De Algemene Rekenkamer concludeert na onderzoek dat de beloofde voorinvesteringen waarschijnlijk niet geheel gedaan zijn. Sommige instellingen hebben bijvoorbeeld bestaand beleid als nieuw beleid opgevoerd, maar dat telt de Rekenkamer niet mee als een extra investering.
Volgens Futselaar (SP) was de afspraak heel helder: 600 miljoen aan voorinvesteringen. Die afspraak was vrijwillig, maar zeker niet vrijblijvend, vindt ook Van den Hul (PvdA). Maar de praktijk blijkt gezien de conclusies van de Rekenkamer helaas een stuk weerbarstiger, concludeert zij.
De Vereniging van Universiteiten, de VSNU, vindt dat de Rekenkamer een onjuiste definitie hanteert van "voorinvesteringen". Ze is het daarom niet eens met de bevindingen van het onderzoek. Beertema (PVV) noemt dat het optrekken van een "semantisch rookgordijn".
Futselaar (SP) wil van de minister weten voor welke definitie er destijds is gekozen. Volgens Van Engelshoven was er geen precieze afspraak. Elke hogeschool en universiteit had een andere uitgangspositie en daarom hebben de instellingen het volgens hun eigen definitie gedaan.
Of je nu de definitie van de onderwijsinstellingen of die van de Rekenkamer hanteert, een bedrag van 250 miljoen is sowieso niet geïnvesteerd, zegt Özdil (GroenLinks). Van Meenen (D66) noemt het "kwetsbaar" dat het indertijd aan de instellingen zelf is overgelaten, maar hij ziet geen mogelijkheden om het nu nog met algemene maatregelen te repareren.
De minister had terugkijkend ook liever een duidelijker definitie gehad. Daar hebben we lessen uit geleerd, is haar conclusie.
Van der Molen (CDA) en Van den Hul (PvdA) vragen de minister hoe de studenten die hiervan de dupe zijn geworden, gecompenseerd kunnen worden. Maar de minister wil eerst op instellingsniveau ophelderen of en waar er onvoldoende geïnvesteerd is.
Studenten zouden ook mogen gaan meebeslissen over de inzet van de 600 miljoen. De Rekenkamer is ook op dit punt niet optimistisch: nog lang niet overal praten studenten in een vroeg stadium al voldoende mee.
Studenten willen kunnen rekenen op kwaliteit, zegt Tielen (VVD). Daarom moeten zij ook een grotere stem hebben in de invulling van die kwaliteit. Ook Van Meenen (D66) benadrukt het belang van goede medezeggenschap en betreurt het dat die kennelijk niet goed heeft gewerkt.
Volgens Van der Molen (CDA) zijn de instellingen verschillend omgegaan met de medezeggenschap. Hij heeft de indruk dat vooral de universiteiten minder inspanningen hebben gedaan om de studenten erbij te betrekken.
De Kamer stemt op 5 juni over de ingediende moties.
Door: Redactie Nationale Onderwijsgids