Staatssecretaris Dekker van Onderwijs wil bezuinigen op het taalachterstandenbeleid. Met name de vier grote steden krijgen hierdoor in de toekomst minder geld voor achterstandsleerlingen. De onderwijswethouders van Den Haag, Rotterdam, Amsterdam en Utrecht maken zich zorgen over de plannen van Dekker. Ook bij een meerderheid van de Tweede Kamer valt het voorstel niet in goede aarde. Dit melden de Volkskrant en de NOS.
De staatssecretaris wil het budget voor het taalachterstandenbeleid 'evenwichtiger' verdelen over de gemeenten in Nederland. Nu krijgen kleinere gemeenten nog minder geld dan de grote steden, maar voor een kind met een achterstand moet het niet uitmaken waar het woont, aldus Dekker. Ook stelt de staatssecretaris dat er in totaal minder geld nodig is omdat de doelgroep kleiner wordt.
Nu wordt jaarlijks een bedrag van 360 miljoen euro beschikbaar gesteld voor onder meer vroeg- en voorschoolse educatie, taalklassen en zomerscholen. Dat bedrag wil de staatssecretaris terugbrengen naar 311 miljoen euro in 2020. Voor de vier grote steden betekent dit dat zij fors moeten inleveren. Zo zal Amsterdam het jaarlijks met 16,7 miljoen euro minder moeten doen en Rotterdam met 10 miljoen euro minder.
De onderwijswethouders zijn het niet eens met de stelling van Dekker dat er minder kinderen met een achterstand zijn. “De achterstanden zijn niet ineens weg. Dat kan alleen als je het structureel aanpakt”, reageert wethouder Hugo de Jonge van Rotterdam. In een brandbrief aan de Kamer schrijven de vier wethouders dat het voorstel van Dekker een “bom onder het onderwijsbeleid van de afgelopen jaren” legt. Ze vragen de staatssecretaris om van de bezuinigingen af te zien.
Ook de partijen PvdA, CDA, SP en D66 zijn tegen het plan. Zo zegt PvdA-Kamerlid Keklik Yücel: “Regio's moeten meer geld krijgen, maar niet ten koste van kinderen in de grotere steden. Het voorstel verschuift het probleem en vormt bovendien geen structurele oplossing.”
© Nationale Onderwijsgids
