In het artikel bestrijdt Maurice de Hond de zienswijzen over de hoge kosten van het concept en het kleine aantal scholen dat is aangesloten. Volgens De Hond zijn nu meer dan 30 scholen aangesloten, de één in een meer voorbereidende fase dan de andere. Vanaf de startfase met vrijwilligers werd het concept geleidelijk meer geprofessionaliseerd. Dit leidde er uiteindelijk toe dat sinds een jaar scholen niet meer alleen de software kunnen kopen, maar een heel pakket kunnen aanschaffen “in de vorm van projectleiding van het transitie-proces, training van leerkrachten, software en de inrichting en implementatie ervan”. Dit is volgens De Hond ingevoerd omdat er per school verschillend met het ontwikkelde schoolmodel werd gewerkt, waardoor bepaalde gestelde doelen niet gehaald konden worden.

 

De Hond geeft ook inzage in de kosten: “Wij sluiten een contract af met maandbedragen die afhankelijk van de omvang van de school tussen de 1000 en 4000 euro liggen. Van het jaarbudget van scholen is dat 1,5 procent à 2 procent. Het ligt in de orde van bedragen die door scholen aan uitgevers worden betaald voor hun leermethoden.”

 

Dat sommige scholen stopten met het concept heeft volgens De Hond te maken met het vernieuwde schoolmodel. Deze scholen waren de eerste scholen die gebruikmaakten van het schoolmodel. “Wij boden hen, tegen een zwaar gereduceerd tarief, onze hulp aan, bij het goed invoeren van het schoolmodel en het inzetten van dat nieuwe softwarepakket." Een deel van die scholen stemde hiermee in; een ander deel vond het óf niet nodig óf wilde geen geld uitgeven aan de software, aldus De Hond.