De docenten van de scholen horend bij de scholenkoepel van Stichting BOOR betalen deel van de prijs van het wanbeleid. Ondanks de financiële problemen vallen er geen ontslagen, maar de docenten moeten allemaal meer werk doen, in minder tijd. De docenten van de dertien middelbare scholen moeten zestien procent meer lesgeven. Hun salaris verandert echter niet. 

 

De scholenkoepel brengt bij alle middelbare scholen die onder de koepel vallen de zogenoemde opslagfactor van 1,74 terug naar 1,5. Dit houdt in dat docenten minder tijd krijgen om hun lessen voor te bereiden, toetsen te maken en na te kijken. De tijd die dan nog overblijft moet worden besteed aan meer les en leerlingbegeleiding. Docenten met een fulltime aanstelling moeten 3,5 uur per week meer les geven. Hierdoor lopen onder meer de gemoederen bij het Wolfert Lyceum in Bergschenhoek hoog op.  “Docenten werken zich straks helemaal over de kop,” aldus de AOb. 

 

Jasper van der Hoek, docent geschiedenis van het Lyceum vertelt in het Onderwijsblad, het tijdschrift van de Algemene Onderwijsbond, over het dilemma waar de docenten van de scholenkoepel mee geconfronteerd werden. Ze moesten kiezen tussen minder tijd om de lessen voor te bereiden óf schrappen in de lessentabel en taakuren. “Er moet bezuinigd worden, dat begrijp ik wel. Door docenten minder voorbereidingstijd te geven, verdeel je de pijn het eerlijkst, maar het is wel erg ingrijpend,” vertelt Van der Hoek. “Ik heb er heel erg mee gezeten.”

 

De gemeente Rotterdam heeft de scholenkoepel eind vorig jaar financieel gered. Rotterdam betaalde toen 3,2 miljoen euro aan subsidies vervroegd uit, zodat BOOR genoeg geld in de kas had om de salarissen en eindejaarsuitkering van de docenten en medewerkers te betalen. De liquiditeitsproblemen van de scholenkoepel zouden komen door een slecht functionerende financiële administratie en problemen met het personeelsbeleid. Ook heeft een fraudezaak hieraan bijgedragen.