Het maatschappelijk aanzien van de leraar in het basis- en het voortgezet onderwijs is achteruit gegaan, vooral in de laatste tien jaar. De leraar basisonderwijs heeft beduidend minder aanzien dan de collega’s in het voortgezet onderwijs. Dat verklaart wellicht hun lagere loon en de halvering van het aantal aanmeldingen bij de pabo. Dit meldt Maastricht University.
Afgestudeerde leraren voor het voortgezet onderwijs verdienen relatief goed, zo blijkt uit het onderzoek van het Researchcentrum voor Onderwijs en Arbeidsmarkt (ROA) en Ecorys, gefinancierd door het Nationaal Regieorgaan Onderwijsonderzoek (NRO). Ze krijgen als startsalaris zo’n tien procent meer loon dan andere hbo-afgestudeerden. Voor leraren die van de pabo komen geldt dat niet, hun loon is na 2008 onder dat van andere hbo’ers komen te liggen. De beloning geldt als één van de statusindicatoren die samenhangen met het maatschappelijk aanzien.
Het opleidingsniveau van leraren is hoog. Maar er zijn steeds meer hoger opgeleide beroepsgroepen bijgekomen. Het opleidingsniveau van de leraar is daarmee minder exclusief geworden ten opzichte van de rest van de bevolking. En dat is mogelijk van invloed op het imago. Hoewel er in het voortgezet onderwijs bij bepaalde vakken ook een lerarentekort is, is de situatie nijpender in het basisonderwijs. Het aantal aanmeldingen bij de hbo lerarenopleiding voor het vo is nagenoeg gelijk gebleven, terwijl de instroom in de pabo sterk is gedaald. Dat laatste heeft mede te maken met de verhoogde kwaliteitseisen, die op den duur zouden kunnen leiden tot een hoger aanzien van de leraar.
Het maatschappelijk aanzien van leraren is gedaald, vooral de laatste tien jaar. Het imago van de docent lichamelijke opvoeding is het laagst, gevolgd door de leraar basisonderwijs. Op de beroepenladder staat de docent lichamelijk opvoeding op plaats 86 en de leraar basisonderwijs op plaats 69 van de lijst van 138 beroepen. Het aanzien van de basisschoolleerkracht is vergelijkbaar met dat van een secretaresse, boekhouder of verzekeringsagent. De leraar middelbaar beroepsonderwijs staat tien plaatsen hoger op plaats 59; de leraar vmbo en onderbouw havo/vwo staat op 50, en de leraar bovenbouw havo/vwo op 43. Een leraar in de bovenbouw van havo/vwo werd in de jaren tachtig vergeleken met een kolonel in het leger, tegenwoordig met een sergeant.
Leraren zelf denken dat mensen hen nog lager inschatten qua maatschappelijk aanzien: het zelfbeeld is laag. De inschatting van hun zelfbeeld houdt nauwelijks verband met of leraren aan professionalisering doen, in beroepsorganisaties actief zijn, of in het lerarenregister staan ingeschreven.
Wat precies de reden is voor de daling van het aanzien, is niet hard te maken. Er zijn wel ideeën over, zoals de dalende beloning, de feminisering en vergrijzing van de sector. Ook de minder exclusieve positie van de leraren als hoogopgeleid beroep speelt daarbij mogelijk een rol. De vraag is bovendien of deze factoren een oorzaak of juist een gevolg zijn van de daling van het imago van het beroep van leraar.
Door: Redactie Nationale Onderwijsgids