Teun is zes jaar en zit inmiddels in groep drie. Hij is van nature een beweeglijk en avontuurlijk ingesteld persoontje. Daarnaast heeft hij een enorme aanleg voor het in elkaar knutselen van technische Lego. Vanaf het begin van het schooljaar is hij echter veranderd. Hij vindt school niet meer leuk en zegt geregeld ‘dat hij het niet kan.’ Na een oudergesprek met de leerkracht van groep drie, werd al snel duidelijk wat er aan de hand is. Teun is een ‘maantje’, zoals hij het zelf zegt.
Na enig speurwerk tref ik op de site van ‘Veilig leren lezen’ een uitleg aan met betrekking tot het hanteren van een leesmethode, waarbij de leesprestaties van kinderen onderverdeeld worden in zonnetjes, sterretjes en maantjes. Kinderen die vallen onder de ‘maantjes’ voldoen aan de leesbasis die een leerling van groep drie dient te hebben. Niets meer en niets minder. ‘Sterretjes’ zijn leerlingen die een moeizame leesontwikkeling hebben en enigszins achter liggen op dit gebied ten opzichte van hun klas- en leeftijdsgenootjes. En ‘zonnetjes’ zijn leerlingen die al beschikken over een volledige letterkennis én zelfstandig kunnen werken aan moeilijkere opgaven. De ex-kleuters kunnen zelf aan de hand van pictogrammen op de verschillende le(e)smethodes zien met welk boekje ze mogen werken. Door middel van deze verdeling kan de leerkracht ‘optimaal differentiëren door in te spelen op de verschillen binnen de groep drie.’ Uiteraard benadrukken de methodemakers - ze voelden wellicht al preventieve nattigheid omtrent hun competitieve methode - dat het niet de bedoeling is om kinderen als persoontje op deze manier te labelen als een zonnetje, sterretje of maantje.
Ik onttrek me niet aan het idee dat we met deze verkaveling in niveauverschil op taal- en leesgebied de jongste leerlingen op dit gebied al in hun prille leef-, leer- en leesfase oormerken. Kinderen weten intuïtief heel goed dat wanneer ze werkbladen maken voor het niveau sterretje of maantje, dat ze niet bij de besten horen. Wellicht zien of voelen ze zelfs al de metaforische lading van de goedbedoelde pictogrammen. De zon zorgt immers voor het meeste licht en straalt het hardst. De maan kan hier niet aan tippen, laat staan dat er genoeg licht zou zijn van enkel een ster. Het is dan ook een kwestie van commerciële schijn-niveaubewaking, die niet bijdraagt aan het schoolfundament van de jongste leerlingen op school. Spelelementen zijn verworden tot wedstrijdelementen, die kunnen zorgen voor somberheid of een vorm van faalangst. Onbevangenheid en op spelenderwijs leren leren wordt bij aanvang van groep drie acuut de kop ingedrukt door het bepalen van de niveaus en het koppelen aan pictogrammen. Is dan het enige doel om aan het eind van het schooljaar als zes- of inmiddels zevenjarige te voldoen aan het AVI-niveau E3?
Om de voorstanders van de bekritiseerde leesmethode maar vast voor te zijn: ja, ik besef heel goed dat er altijd al verschillen tussen kinderen zijn geweest en dat het goed is om als kind de mogelijkheid te hebben in een heterogene groep te functioneren waar gedifferentieerd wordt en een gezonde werksfeer heerst. Het gaat mij puur om de commercieel opgelegde prestatiepictogrammen, die kinderen onbewust kunnen laten voelen ‘wat ze zijn.’ Daarbij is een leerkracht doorgaans prima in staat om zónder pictogrammen en bijbehorende dubieuze (prestatie)termen het niveau van het kind aan te geven, bijpassende werkjes te verzorgen en de kwaliteit te bewaken. Mocht er daarnaast uiteindelijk toch gewerkt blijven worden met de bewuste pictogrammen, dan is het misschien een mooi experiment om alle werkboekjes en werkbladen te voorzien van enkel stralende zonnetjes. Kijken wat er dan gebeurt.
Deze column verscheen eerder in de Volkskrant.
© Nationale Onderwijsgids / Pascal Cuijpers