In 2010 scoorde Rotterdamse leerlingen nog een gemiddelde van 531,2 op de Cito. Dit gemiddelde ligt nu op 533,5. In de andere grote steden is het gemiddelde gestegen van 533,0 naar 534,3 en in de rest van Nederland is het gemiddelde met 0,1 gedaald van 535,4 naar 535,3. “Het verschil in de Cito-score met de rest van het land is in vijf jaar tijd gehalveerd. Het niveauverschil in rekenresultaten met middelbare scholen in andere regiogemeenten is bijna helemaal verdwenen”, zegt Onderwijswethouder Hugo de Jonge (CDA).

De gemeente en scholen hebben de afgelopen vijf jaar hard gewerkt om de schoolresultaten op te krikken. De afgelopen jaren had Rotterdam meer zwakke basisscholen en zwakke afdelingen in het voortgezet onderwijs dan de rest van Nederland.  Hoewel het percentage scholen dat ondermaats presteert in Rotterdam nog altijd hoger is dan de rest van het land (vier procent tegen twee procent), is het aantal zwakke basisscholen flink teruggebracht. In 2014 telde de stad nog zestien zwakke en  drie zeer zwakke basisscholen. Dit jaar zijn dat nog negen zwakke scholen en één zeer zwakke school.

Rotterdam heeft wel nog werk te verrichten in Rotterdam-Zuid, daar zakken veel leerlingen gedurende hun middelbare school af naar ene lager niveau. En vanwege taalachterstanden ziet het gemeentebestuur het liefst alle peuters vanaf hun derde jaar naar de voorschool gaan. Nu gaat zo'n tweederde van de peuters naar de voorschool. Ook ligt het aantal docenten zonder diploma of zonder toereikend diploma in Rotterdam tien procent hoger dan in de rest van Nederland. Lesgeven in Rotterdam zou daarom aantrekkelijker moeten worden. Volgens De Jonge vinden academisch geschoolde docenten of goede techniekleraren uit andere delen van het land het lesgeven in de grote stad vaak te zwaar. Daarom werkt Rotterdam aan een gemeentelijke lerarencao, met aanlokkelijke arbeidsvoorwaarden. 

© Nationale Onderwijsgids