Normal_samenwerking

Het is bijna niet mogelijk om een samenwerkingsschool samen te stellen. Dat komt doordat de grondwettelijke bepalingen rond de opheffingsnormen door de Raad van State te streng worden toegepast. Dat zegt staatssecretaris Sander Dekker van Onderwijs. Volgens hem is het van belang dat de regels ruimer geïnterpreteerd worden. Dat meldt VOS/ABB.

Om een reguliere basisschool en een school voor bijzonder onderwijs te laten samenwerken moet een schoolbestuur kunnen bewijzen dat de afname van de leerlingen zo groot is dat er anders sprake zou zijn van sluiting van de school. De samenwerkingsschool is in eerste instantie bedoeld als uitzondering.

Om het leerlingaantal van een school te bepalen werd door de Raad van State een tijdsbestek van zes jaar geadviseerd. Op die manier is het onmogelijk om te vroeg over te gaan op een samenwerkingsschool. In een memorie van antwoord zegt Dekker ervoor te pleiten scholen meer ruimte te willen geven op dat gebied. Volgens hem moet het afnemende aantal leerlingen niet worden bepaald door middel van de zesjarige prognose. Liever ziet hij dat dit gebeurt door “een gerealiseerd aantal leerlingen één of twee jaar voor de beoogde fusiedatum.”

Dekker geeft aan dat de wet uitvoeringen in de praktijk niet onmogelijk moet maken. Nog steeds is het volgens hem van belang dat een samenwerkingsschool als uitzondering blijft gelden, maar de mogelijkheid om zo’n school tot stand te laten komen moet er wel zijn. Scholen die overgaan op een samenwerkingsschool zien daarin de kans om de continuïteit van het openbaar of het bijzonder onderwijs in hun regio te kunnen waarborgen.

Door: Redactie Nationale Onderwijsgids