Bewegen is goed voor de gezondheid van kinderen. Maar worden ze er ook slimmer van? Uit het onderzoek Slim door Gym blijkt de beantwoording van deze vraag niet eenduidig te zijn: waar het literatuuronderzoek wijst op kleine maar significante effecten, konden deze effecten in het experiment niet worden gereproduceerd. Dit meldt NRO.
NOG
Worden kinderen slimmer van gym? Dat verschilt per leerling
-De studie Slim door Gym richtte zich op de causale relatie tussen bewegen op school en het functioneren van kinderen op de basisschool. Behalve het effect op het cognitieve functioneren van kinderen – in termen van bijvoorbeeld aandacht, werkgeheugen, planning en het vermogen om reacties te onderdrukken – en hun schoolprestaties bij rekenen, spelling en lezen, is ook het effect op hun fitheid, motorische vaardigheden, BMI en hersenfuncties onderzocht.
Allereerst zijn voor het literatuuronderzoek eerdere studies naar causale effecten van bewegingsinterventies geanalyseerd. Deze meta-analyse maakt duidelijk dat een eenmalige beweegsessie een klein positief significant effect heeft op de aandacht van kinderen. Als kinderen gedurende een aantal weken of maanden een bewegingsprogramma volgen op school, is het effect op hun aandacht zelfs groot. Daarnaast leidt dergelijke langdurige activiteit ook tot kleine significante verbeteringen van de andere onderzochte cognitieve functies en van de schoolprestaties bij de drie onderzochte vakken samengenomen.
Bijna 900 leerlingen uit groep 5 en 6, afkomstig van 22 basisscholen, deden aan het experiment mee.. De eerste interventiegroep moest tijdens de gymlessen intensief bewegen, zoals hardlopen en springen. De tweede groep volgde gymlessen met een cognitieve uitdaging, zoals veranderende spelregels. Een derde groep leerlingen – de controlegroep – volgde twee keer per week de reguliere gymles.
De groepen die extra gymlessen hadden gevolgd lieten geen betere scores zien bij de onderzochte cognitieve vaardigheden en schoolprestaties dan de controlegroep. Ook voor fitheid, motorische vaardigheden en BMI werd geen verschil tussen de groepen gevonden. Een deelstudie naar hersenfuncties toonde evenmin verschillen aan.
Aanvullende analyses van de resultaten laten wel significante effecten bij enkele subgroepen zien. De resultaten van het experiment wijzen erop dat het uitmaakt hoe intensief en hoe vaak kinderen deelnemen aan een bewegingsinterventie. Maar bovenal maken ze duidelijk dat de achtergrond en de beginsituatie van een kind bepalend zijn voor het effect van de gymles. Wat werkt voor het ene kind, werkt niet voor het andere. In het ideale geval krijgt elk kind zijn eigen benadering, en een aanbod van bewegingslessen op maat.
Door: Redactie Nationale Onderwijsgids