Met de eindtoets in het basisonderwijs wordt vaak de kwaliteit van het onderwijs beoordeeld. Hoe hoger de score van de eindtoets, hoe beter de kwaliteit van het onderwijs op die school. Maar, zo stelt toetsexpert Karen Heij, deze eindtoets zou niet voor dat doeleinde gebruikt moeten worden. Daarbij zou deze manier van toetsen geen meerwaarde hebben voor leerlingen. Zo meldt het AOb.
Eindtoets als wedstrijdmodel
De eindtoets die leerlingen van groep 8 in het basisonderwijs afleggen, kan gezien worden als een wedstrijdmodel, stelt Heij. De winnaars? Kinderen wier ouders hoogopgeleid zijn en Nederlands als eerste taal hebben en hanteren. Met de eindtoets, die nu de doorstroomtoets heet, wordt slechts een klein deel rekenen en taal getoetst. Hierdoor zouden bepaalde groepen leerlingen al jarenlang niet in aanmerking komen voor een havo-, vwo- of gymnasium-advies.
Referentieniveaus als oplossing voor eindtoets
Doordat de doorstroomtoets gebaseerd is op relatieve meetinstrumenten, kan de toets ook niet gebruikt worden om te beoordelen hoe het onderwijs presteert in Nederland. Een mogelijke oplossing is het gebruik van referentieniveaus, zoals op het voortgezet onderwijs en het mbo ook al gehanteerd wordt. Daar heb je verschillende niveaus zoals 1F, 2F en 3F. Deze zouden beter inzicht moeten geven in de kwaliteiten van leerlingen. Zo kan het prima zijn dat een leerling op 1F-niveau presteert met rekenen en op 3F-niveau met taal. De resultaten van een toetsing met de referentieniveaus geven daardoor dus beter inzicht in de kwaliteit van het onderwijs op een basisschool.
Door: Nationale Onderwijsgids / Fleur Zomer