Waar tientallen jaren geleden nog volop aandacht was voor muziek, theater en beeldende kunst op de pabo, is dat tegenwoordig wel anders. Uit onderzoek van wetenschapper Piet Hagenaars blijkt dat de pabostudent van nu veel minder cultuuronderwijs krijgt. Dit meldt Trouw.
Ongeveer 24 uur van de onderwijstijd ging in 1968 naar cultuurlessen. Vier uur per week kregen toekomstig basisschooldocenten tekenles, zes uur lang kregen ze muziekles en aan handvaardigheid besteedden ze destijds vier uur per week. Tegenwoordig gaat slechts 5,4 procent van de onderwijstijd naar kunstonderwijs. Studenten mogen daar zelf nog uren aan toevoegen door voor een minor kunstvakken te kiezen, maar het percentage wordt daarmee niet hoger dan 13 procent.
Basisniveau niet op orde
Hagenaars zegt dat het basisniveau van pabostudenten tegenwoordig lager is. In de jaren zestig begonnen ze nog met een stabiele basis van natuurkunde, biologie of aardrijkskunde, maar dat niveau van toen halen studenten vaak niet meer. Hij pleit er daarom ook voor om leraren in opleiding te laten beschikken over meer kennis van kernvakken, óók de taal- en rekenvakken. Omdat deze vakken nu meer aandacht vragen, is er minder ruimte voor cultuuronderwijs.
De wetenschapper is bang dat het gevolg van de huidige stand van zaken is dat basisschoolleerlingen een docent voor de klas hebben die maar weinig weet over kunst en cultuur. “Dat is zonde, want juist kunstvakken stimuleren het creatieve denken bij kinderen.”
Minder kunstvakken op pabo's
Een advies van Hagenaars aan pabo’s is om niet vier kunstvakken te bieden, maar slechts één of twee. Dus niet dans, drama, beeldende kunst én muziek. Maar dans en eventueel muziek, bijvoorbeeld. Zijn insteek: het is beter om één vak goed te doen dan vier vakken half.
Door: Nationale Onderwijsgids / Johanne Levinsky