Normal_onderwijscooperatie_logo

De Kamer debatteert met minister Slob voor Basis- en Voortgezet Onderwijs over de gevolgen van de opheffing van de Onderwijscoöperatie, een beroepsorganisatie van leraren. Dit meldt de Tweede Kamer.

De belangen van de beroepsgroep bevorderen en leraren steunen bij kwaliteits- en deskundigheidsbevordering. Dat was het doel van de in 2011 opgerichte Onderwijscoöperatie. Omdat het de Onderwijscoöperatie niet lukte om draagvlak bij de leraren te verwerven, hief zij zich in mei 2018 op. De Onderwijscoöperatie heeft de verwachtingen niet waargemaakt, concludeert de minister.
 
Geen van de leden betreurt de opheffing van de Onderwijscoöperatie. De organisatie had geen bestaansrecht omdat zij niet in staat is gebleken om leraren adequaat te vertegenwoordigen, zo verwoordt Beertema (PVV) de eensgezindheid in de Kamer.
 
Omdat de Onderwijscoöperatie niet goed functioneerde, is eind 2017 een kwartiermaker aangesteld. Waarom is het rapport dat de kwartiermaker heeft gemaakt niet openbaar gemaakt, vraagt Kwint (SP). Voor Slob had het rapport geen enkele waarde meer na de opheffing van de Onderwijscoöperatie, maar hij belooft de wens tot openbaarmaking door te geven aan de kwartiermaker.
De minister benadrukt dat een beroepsorganisatie alleen succesvol kan zijn als de leraren er zelf vorm aan geven: "Ik sta op afstand, maar ik volg de initiatieven met belangstelling". Goed dat de minister de bal bij de sector legt, vinden Van den Hul (PvdA) en Heerema (VVD).
 
Westerveld (GroenLinks) twijfelt aan het nut van een nieuwe beroepsorganisatie, verwijzend naar het grote aantal vakbonden, koepelorganisaties, raden en vakinhoudelijke verenigingen in het onderwijsveld. Maar de minister denkt dat een "brede beweging vanuit de basis" toegevoegde waarde kan hebben.
 
Als leraren zich niet vertegenwoordigd voelen, moeten ze ervoor zorgen dat ze wél vertegenwoordigd worden, zegt Bruins (ChristenUnie). Hij vraagt de minister om zich niet met de vorming van een nieuwe beroepsorganisatie te bemoeien. Maar Van Meenen (D66) wil "enige financiële ondersteuning" door de overheid niet uitsluiten. Wees voorzichtig met het subsidiëren van een van de nieuwe initiatieven, waarschuwt Rog (CDA).
 
Het verplichte lerarenregister is door het kabinet "in de ijskast gezet", zegt Slob. Hij erkent dat zo'n register alleen succesvol kan zijn als het "van, voor en door alle leraren" is. Wel wil hij de mogelijkheid open laten om er vrijwillig gebruik van te maken. In dat geval hoeft de werkgever geen bekwaamheidsdossier van de leraar bij te houden.
 
Van Meenen (D66) vindt dat één onderdeel van de Onderwijscoöperatie wél geslaagd is: het LerarenOntwikkelFonds (LOF). Dat fonds, dat leraren ondersteunt met hun initiatieven voor beter onderwijs, was ook volgens de minister "een bloem" bij de Onderwijscoöperatie. Hij zegt dat het LOF een mogelijke bestemming is als er geld overblijft bij de afwikkeling van de opheffing van de coöperatie.
 
De Kamer stemt op 2 april over de ingediende moties.