Rotterdam heeft de afgelopen jaren hard aan de weg getimmerd om de onderwijsresultaten, die fors achterliepen op het landelijk gemiddelde, te verbeteren. Het harde werk van docenten, schoolbestuurders, kleuterleidsters en leerplichtambtenaren begint vruchten af te werpen. “Maar we zijn nog lang niet waar we willen zijn”, zegt onderwijswethouder Hugo de Jonge (CDA). “Ik denk dat er in Nederland geen stad is waar de opdracht voor het onderwijs zo groot is als in Rotterdam. Sinds de formatie zijn we dan ook intensief met het onderwijsveld in gesprek om nieuwe afspraken te maken. Voor de Nationale Onderwijsgids schetst wethouder De Jonge hoe het Nieuwe Rotterdamse Onderwijsbeleid eruit moet gaan zien.
“Op alle niveaus hebben we de resultaten kunnen verhogen. Leerlingen doen het beter op school en het aantal vroegtijdig schoolverlaters hebben we drastisch terug kunnen dringen. Dat zijn natuurlijk geweldige cijfers maar het mooiste is dat achter al die cijfers onze kinderen zitten: het Rotterdamse onderwijs slaagt er dus beter in om de talenten van onze kinderen te ontwikkelen” vertelt de wethouder. “Maar we zien ook dat de taak die voor ons ligt de komende periode nog een aanzienlijke is”. Rotterdam verkeert in een andere situatie dan het gros van Nederland en dat brengt tegelijk veel potentieel maar ook een grote verantwoordelijkheid met zich mee: “We hebben heel veel jonge mensen. Waar de rest van Nederland vergrijst, daar wordt Rotterdam steeds jonger. Dat is een geweldige uitgangspositie maar dan zullen we er wel in moeten slagen om al die talenten tot ontplooiing te brengen. We zijn al ver gekomen maar met het nieuwe beleid willen we op volle kracht vooruit.”
De gemeente zit nu midden in een intensief traject om samen met het onderwijsveld in Rotterdam het nieuwe beleid vorm te geven. “We hebben bewust voor deze samenwerking gekozen”, zegt De Jonge. “Uiteindelijk zie je pas verbetering wanneer er wat verandert in de klas, niet op het moment dat je op het stadhuis een dikke stapel papier produceert met een nietje erdoor.” Leraren, bestuurders, directeuren, onderwijsbegeleiders en ouders kregen verschillende mogelijkheden om over het beleid mee te praten. “Dat is in vele lerarenkamers gebeurd. De respons vanuit het onderwijs is vele malen groter dan vier jaar geleden toen we een vergelijkbare poging ondernamen”, zegt De Jonge tevreden. “Het is mooi om te zien dat besturen en scholen nu beseffen dat ze allemaal een onderdeel vormen van het Rotterdamse onderwijs als geheel. Scholen kunnen niet tegen elkaar zeggen: 'Jouw kant van de boot is lek', want dat betekent voor ons allemaal dat het resultaat onder de streep onvoldoende is. Schooluitval is niet het probleem van een ROC of hogeschool maar het probleem van Rotterdam en dus van alle onderwijsinstellingen in de stad”. Dit versterkte verantwoordelijkheidsbesef bleek eens te meer op de onderwijsconferentie in oktober waar zo'n driehonderd onderwijsprofessionals en ouders op af kwamen. “Ook hebben we honderden reacties binnen gekregen op ons startdocument over het nieuwe beleid. We zijn nu hard bezig om al die ideeën te plooien. Het budget is natuurlijk niet onbegrensd maar we willen alle voorstellen zo goed mogelijk een plaats geven”.
Het Nieuwe Rotterdamse Onderwijsbeleid moet de opmaat vormen voor het Masterplan Onderwijs 2015-2025. Uit de plannen spreekt een grote ambitie en hoge verwachtingen voor zowel docenten als leerlingen en ouders. “Wie er ook op deze stoel zit in Rotterdam, we hebben de verplichting om de lat hoog te leggen”, meent De Jonge. “Als het om de ontwikkeling van jong talent gaat, dan kun je bijna niet té ambitieus zijn”. Zo werd er in de vorige beleidsperiode een start gemaakt met de Rotterdamse Aanpak waarbij al in de bovenbouw van het basisonderwijs begonnen wordt met loopbaanoriëntatie. “Nog steeds kiezen teveel jongeren voor een opleiding die niet bij hen blijkt te passen of een beroep waarin nauwelijks werk te vinden is”, vindt De Jonge. “Dat zien we vooral aan de uitval- en switchcijfers op het MBO en in het eerste jaar van het hoger onderwijs. Ik denk dat we jongeren meer bij hand moeten nemen en daarbij ook de ouders moeten betrekken om ervoor te zorgen dat ze een weloverwogen keuze maken.” En dat begint wat de wethouder betreft al op de basisschool. Zo gaan bijvoorbeeld kinderen uit groep 6 en 7 van Rotterdamse basisscholen een keer op bezoek naar de haven als start van hun oriëntatie. Deze aanpak is nu op zo'n dertig scholen in de stad actief maar de wethouder hoopt dat straks alle scholen hieraan mee gaan werken.
'Rotterdamse aanpak', 'Rotterdamse onderwijscode', 'stadsprofiel leraren'. De voorstellen voor het nieuwe onderwijsbeleid zijn doorspekt met woorden die de nadruk leggen op de eigenheid van de havenstad en de unieke situatie waarin het onderwijs hier verkeert. “Het college van burgemeester en wethouders is ervan overtuigd dat Rotterdam sterker moet worden”. Dat betekent volgens de wethouder niet alleen dat er zware financiële investeringen nodig zijn in het onderwijs maar dat legt ook een bijzondere verantwoordelijkheid op de schouders van leraren. “In het verleden werd er vaak zieltogend gesproken over hoe zwaar het is om in de grote stad voor de klas te staan. Als je dat elke dag tegen elkaar blijft zeggen, dan ga je dat vanzelf zo voelen. Dat is een verkeerde gedachte. Leraren spelen een cruciale rol in de levens van kinderen. Juist wanneer kinderen van huis uit minder hebben meegekregen kun je als leraar het verschil maken. Een docent in Rotterdam staat elke dag weer voor de prachtige uitdaging die rol waar te maken”. Dat vraagt echter wel speciale kwaliteiten, meent De Jonge. “Het moet eigenlijk zo werken: als je heel goed bent, dan mag je voor de klas; en als je heel erg goed bent, dan mag je zelfs in Rotterdam voor de klas”.
Samen met het onderwijs wordt nu gewerkt aan een specifiek Rotterdams lerarenprofiel waarop lerarenopleidingen kunnen werven en hun curriculum kunnen afstemmen. “De wil om potentie daadwerkelijk te benutten en talent te ontwikkelen, dat vraagt in Rotterdam andere kwaliteiten voor de klas dan elders. Een ander type toewijding misschien ook wel”, denk De Jonge. “Leraren in Rotterdam moeten de instelling hebben om elke dag beter te worden en de wil hebben om jongeren richting mee te geven in het leven, hun talenten tot uiting te brengen. Zij kunnen zich niet neerleggen bij de resultaten van gisteren want het gaat over de toekomst van onze leerlingen en daarmee van onze stad. Dat vraagt een enorme professionele drive van van mensen. Ik zou heel graag die maatregelen willen nemen om ervoor te zorgen dat de beste leraren voor Rotterdam kiezen. Met een speciale cao voor docenten wil ik die toewijding in onze leraren waarderen en stimuleren. Zo willen we met elkaar uitstralen hoe prachtig het is om hier in Rotterdam voor de klas te staan”.
© Nationale Onderwijsgids