Het opleidingsniveau zou een rol moeten spelen bij de vaststelling van de AOW-gerechtigde leeftijd, omdat laagopgeleiden gemiddeld minder profiteren van de opgebouwde oudedagsvoorziening. Dat zegt accountantsbureau KPMG, dat spreekt van subsidiëring van hoogopgeleiden door laagopgeleiden.
Enerzijds beginnen mensen met een lagere opleiding gemiddeld eerder met werken. Vaak zijn zij al op 16-jarige leeftijd aan het werk, terwijl dit bij hoogopgeleiden rond de 25 jaar ligt, aldus KPMG. Daarmee betalen zijn dus tot wel tien jaar langer meer aan de premie. Anderzijds ligt de levensverwachting van laagopgeleiden lager en daarmee de tijd dat zij van de voorziening gebruik mogen maken.
KPMG legt uit dat iedereen die in Nederland woont, in de vijftig jaar die voorafgaan aan de AOW-leeftijd jaarlijks 2 procent van het recht op AOW opbouwen. Dat hoogopgeleiden vaak meer verdienen en meer afdragen speelt volgens KPMG in deze kwestie minder een rol omdat de premie wordt gefinancierd volgens een omslagstelsel. Daardoor dragen de werkenden van nu de premie af.
Door: ANP