Ten opzichte van tien jaar geleden volgt een groter deel van de leerlingen met herkomst buiten Nederland een hoger onderwijsniveau, zowel in het voortgezet onderwijs als in het middelbaar onderwijs. Dit geldt ook voor leerlingen met een Nederlandse herkomst, maar deze stijging is minder sterk. Hierdoor neemt het verschil in deelname aan hogere onderwijsniveaus tussen leerlingen met een Nederlandse en een Buiten-Nederlandse herkomst geleidelijk aan af. Dat meldt Onderwijsland.
57 procent van de groep-8 leerlingen kreeg in 2020/’21 een definitief schooladvies voor havo/vwo. Onder groep-8 leerlingen met een Nederlandse herkomst, en leerlingen van de tweede generatie met één in het buitenland geboren ouder, lag het aandeel leerlingen met havo/vwo-advies op 59 procent. Van de groep-8 leerlingen van de tweede generatie met twee in het buitenland geboren ouders, en leerlingen die in het buitenland geboren zijn (migranten), kreeg respectievelijk 48 en 49 procent havo/vwo advies.
Havo/vwo-advies
Tweede generatie groep-8 leerlingen van wie beide ouders in het buitenland geboren zijn, krijgen steeds vaker havo/vwo-advies. Waar in 2011/’12 slechts 38 procent van deze leerlingen havo/vwo-advies kreeg, is dit in 2020/’21 toegenomen tot 48 procent. Zij krijgen nu bijna net zo vaak havo/vwo-advies als leerlingen die in het buitenland geboren zijn. In de andere groepen blijft het aandeel leerlingen met havo/vwo-advies redelijk constant. Gecontroleerd voor huishoudinkomen en geslacht blijkt dat het aantal in het buitenland geboren ouders geen significant effect meer heeft op de kans om havo/vwo-advies te krijgen. In het buitenland geboren leerlingen hebben wel nog een significant kleinere kans op havo/vwo-advies dan leerlingen met een Nederlandse herkomst.
Tweede generatie
Gemiddeld is onder de tweede generatie de groep hoogopgeleiden het grootst: 44 procent. Onder de tweede generatie met één in het buitenland geboren ouder ligt het aandeel hoogopgeleiden iets hoger dan gemiddeld, op 46 procent. Onder de tweede generatie met twee in het buitenland geboren ouders ligt het aandeel hoogopgeleiden lager (32 procent). In die groep zijn er relatief veel laagopgeleiden, namelijk 20 procent.
Onder de tweede generatie met een Buiten-Europese herkomst is de groep middelbaaropgeleiden het grootst, 46 procent. 37 procent van deze groep is hoogopgeleid. In deze groep geldt ook dat het aandeel hoogopgeleiden hoger is onder de tweede generatie met één in het buitenland geboren ouder dan onder de tweede generatie met twee in het buitenland geboren ouders. Vooral onder de Nederlands-Indonesische tweede generatie zijn er veel hoogopgeleiden: bijna de helft van deze groep is hoogopgeleid. Ook mensen met een overig Buiten-Europese herkomst zijn gemiddeld vaker hoogopgeleid, 48 procent. In deze beide groepen is het verschil tussen mensen met één en twee in het buitenland geboren ouders minder groot dan gemiddeld. Onder de Nederlands-Turkse en –Marokkaanse tweede generatie ligt het aandeel hoogopgeleiden lager, in beide groepen ongeveer 27 procent. Ook in deze groepen is het verschil tussen mensen met één en twee in het buitenland geboren ouders vrij klein. Dit verschil is het grootst bij de Nederlands-Caribische tweede generatie. In deze groep is 48 procent van de mensen met één in het buitenland geboren ouder hoogopgeleid. Bij mensen met twee in het buitenland geboren ouders is 26 procent hoogopgeleid.
Door: Nationale Onderwijsgids