In 2020 had ruim 60 procent van de 15- tot 75-jarigen met een chronische beperking en/of een langdurige psychische aandoening betaald werk. Dit is minder dan mensen zonder een dergelijke diagnose, van wie 82 procent betaald werk had. Mensen met een chronische aandoening werken ook minder uren. Dit is vooral te zien bij de werkzame beroepsbevolking van 45 tot 75 jaar. Dit blijkt uit nieuwe cijfers van het CBS.
In opdracht van het College voor de rechten van de Mens monitort het CBS de maatschappelijke participatie van mensen met een chronische aandoening. Het CBS doet dit sinds 2016, het jaar waarin Nederland het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van Personen met een Handicap (IVRPH) ondertekende. Voor dit onderzoek zijn gegevens uit de Enquête beroepsbevolking en de Basisregistratie Onderwijs gebruikt. Alleen mensen die in particuliere huishoudens wonen zijn in dit onderzoek meegenomen.
Lichamelijke aandoening
In Nederland had eind 2019 61 procent van de 15- tot 75-jarigen een chronische beperking en/of langdurige psychische aandoening. Dat zijn 8 miljoen mensen. Van de 15- tot 45-jarigen had 47 procent een aandoening, van de 45- tot 75-jarigen 74 procent. Van de vier groepen aandoeningen die worden onderscheiden (lichamelijk, zintuiglijk, psychisch en verstandelijk), komt de lichamelijke aandoening het meest voor. Mensen kunnen meerdere aandoeningen hebben en zo in meerdere groepen meetellen.
Betaald werk
De 45- tot 75-jarigen met een chronische beperking en/of langdurige psychische aandoening hadden in verhouding minder betaald werk dan de groep van 15 tot 45 jaar. Bij het oudere deel van de beroepsbevolking met een zintuiglijke beperking en/of een psychische aandoening had in 2020 minder dan de helft een betaalde baan. Dit in tegenstelling tot de 15- tot 45-jarigen waar in iedere groep minstens 60 procent betaald werk had. Onder 45- tot 75-jarigen met een langdurige psychische aandoening was het aandeel werkenden het laagst.
Werkzame uren
Mensen met een chronische en/of langdurige psychische aandoening werken minder uren per week dan mensen zonder zo'n diagnose. Dit is met name terug te zien onder het oudere deel van de werkzame beroepsbevolking. Zo is het percentage werkende 45- tot 75-jarigen met een langdurige psychische aandoening dat 35 uren of meer werkte, minder dan de helft van dat van de 45-plussers zonder aandoening. Onder 15- tot 45-jarigen werkten mensen met een zintuiglijke beperking het laagste aantal uren per week: 34 procent van deze groep werkte tot 20 uren per week.
Participatie binnen het onderwijs
Naast de arbeidsparticipatie is er in dit onderzoek ook gekeken naar participatie binnen het onderwijs. Van de jongeren van 5 tot 16 jaar stond 1 procent in 2020 niet ingeschreven in het onderwijs. Dit was gelijk onder zowel jongeren met als zonder chronische beperking. Alleen jongeren met een verstandelijke beperking volgden minder vaak onderwijs, 7 procent van deze groep stond in 2020 niet ingeschreven. Het percentage jongeren met een chronische aandoening dat voortijdig het onderwijs verlaat week niet af van jongeren zonder beperking. In beide gevallen was dit 2 procent.
Door: Nationale Onderwijsgids