Alle bonden en werkgevers zijn nu akkoord met de nieuwe cao’s voor PO en VO. Vorige week maandag werd al duidelijk dat een grote meerderheid van de CNV-leden voor had gestemd. In beide cao’s worden de lonen met terugwerkende kracht vanaf 1 juli 2023 structureel verhoogd met 10 procent. CNV Onderwijsvoorzitter Woestenberg: "Die stappen in de cao zijn belangrijk. We moeten alles op alles zetten om het onderwijs aantrekkelijk te houden. De personeelstekorten zijn al zo groot." Dat meldt CNV Primair Onderwijs.
Behoud van koopkracht door inflatiecorrectie, een meer met de markt concurrerend salaris en geen nieuwe loonkloof met het voortgezet onderwijs. Cao-onderhandelaars Gerlinde Michels (PO) en Tom Boot (VO) zijn blij met het resultaat. "Een goede loonsverhoging die past bij wat er voor de andere onderwijssectoren dit jaar is afgesproken." Samen met hun collega’s van de andere bonden wisten ze er een structurele loonsverhoging van 10 procent voor beide sectoren uit te slepen. Beide cao’s lopen van 1 mei 2023 tot 1 oktober 2024.
Loonkloof
De loonschalen 1 tot 5 krijgen bij de salarisbetaling van november een eenmalige bruto-uitkering naar rato van 1000,- euro, voor de schalen 6 tot 9 is de uitkering 600,- euro en de schalen 10 en hoger krijgen 350,- euro. Dit tot oplichting van CNV Onderwijs-voorzitter Daniëlle Woestenberg is opgelucht dat er nu twee samenhangende akkoorden liggen: "De loonkloof was vorig jaar gedicht en dat moet zo blijven. Een uitdagend proces van synchroon onderhandelen aan twee onderhandelingstafels."
Secundaire arbeidsvoorwaarden
Het akkoord betreft uiteraard meer dan loon. Secundaire arbeidsvoorwaarden bepalen ook in belangrijke mate of mensen het naar hun zin hebben. CNV Onderwijs zet er daarom flink druk op. Zo zijn er afspraken gemaakt om meer oog te hebben voor life-events als overgang en rouw. Volgens de bond moeten scholen daarin voorzien. Woestenberg: "Werknemers moeten leren daar op een goede manier mee om te gaan. En scholen hebben daar uiteindelijk zelf ook baat bij, want het voorkomt een hogere en langere uitval."
In het VO gaan bonden en de VO-raad onderzoeken hoe met behoud van onderwijskwaliteit de onderwijstijd anders kan worden ingezet zodat de werkdruk wordt verminderd en het beroep aantrekkelijker wordt. Ook komt er een startersregeling omdat te veel beginnende leraren binnen een paar jaar het onderwijs verlaten. Volgens een enquête van CNV Onderwijs is de hoge werkdruk de belangrijkste overweging om te stoppen met lesgeven.
Mentoraat
Een belangrijke oorzaak volgens meer dan de helft van de respondenten is het mentoraat. Sommigen kregen deze taak al direct na of zelfs nog tijdens hun eindstage toebedeeld. De begeleiding moet beter. Daarom komt er voor starters een driejarig inwerk- en begeleidingsprogramma, zonder mentorschap als het aan CNV Onderwijs ligt. Verder gaan bonden en raden gezamenlijk met de overheid in gesprek om een stagefonds van de grond te krijgen. Doel is om, in de strijd tegen het lerarentekort, de instroom in de opleidingen te vergroten.
Werkzwaarte van schoolleiders
Er zijn ook een aantal sectorspecifieke afspraken gemaakt. Michels: ‘Voor het PO praktische oplossingen om iets aan de werkdruk te doen, zodat bijvoorbeeld pauzes momenten zijn waarop je even afstand kunt nemen. We gaan daarom “best practices” verzamelen zodat scholen van elkaar kunnen leren.’ Ook komt er een onderzoek naar de werkzwaarte van schoolleiders.
Michels: "Daar hebben we steeds op aangedrongen, want daardoor loopt het tekort steeds verder op. Als het vak inderdaad complexer is geworden, kan dat niet zonder consequenties blijven." En onderwijsondersteuners die voor de klas worden gezet om het lerarentekort op te lossen, mogen dit weigeren. Anders moet er een beloning tegenover staan die past bij de uitgevoerde werkzaamheden.
Door: Nationale Onderwijsgids