Steeds meer onderwijsinstellingen werken aan de toegankelijkheid van het onderwijs. Bijvoorbeeld door de intentieverklaring voor implementatie van het VN-Verdrag Handicap te tekenen. Maar uit het onderzoek ‘De Staat van Inclusief Onderwijs’ blijkt dat deze ambitie zich nog niet voldoende vertaalt naar verandering op beleidsniveau. Of naar concrete veranderingen voor studenten met een beperking, zoals toegankelijke onderwijsgebouwen. Dat meldt Ieder(in).
Hoe staat het ervoor met inclusief onderwijs op hogescholen en universiteiten in Nederland? Die vraag beantwoordt ECIO – Het Expertisecentrum inclusief onderwijs – met het onderzoeksrapport ‘De Staat van Inclusief Onderwijs’, dat op 16 november werd gepresenteerd in Den Haag.
In het onderzoeksrapport beschrijft ECIO aan de hand van bestaand actueel onderzoek de stand van zaken van inclusief onderwijs. Daaruit komt een zorgwekkend beeld naar voren, dat Ieder(in) herkent. Zo blijkt bijvoorbeeld dat de studievoortgang van studenten met een beperking (nog steeds) lager is dan die van studenten zonder beperking, 74 procent versus 86 procent.
Individuele oplossingen
Uit het onderzoek blijkt dat onderwijs nog onvoldoende inclusief wordt georganiseerd, en nog te veel gericht is op individuele oplossingen voor studenten. Terwijl het VN-verdrag juist stelt dat onderwijs zo moet worden georganiseerd, dat zoveel mogelijk studenten op gelijke voet kunnen deelnemen. Inclusief onderwijs gaat dus niet alleen om individuele ondersteuning, maar juist ook over beleid rondom digitalisering, medezeggenschap, de inrichting van het curriculum, en aankoopbeleid van nieuwe onderwijsgebouwen.
Het onderwijs blijkt dus nog te vaak niet te passen. Als gevolg hiervan ervaren studenten met een beperking belemmeringen op het gebied van fysieke toegankelijkheid van onderwijsinstellingen, beschikbaarheid van online onderwijs (en de digitale toegankelijkheid hiervan), hun financiële situatie, en de vindbaarheid van informatie over voorzieningen en aanpassingen.
Stagediscriminatie
In de Staat van Inclusief Onderwijs wordt verwezen naar nog te verschijnen onderzoek naar stagediscriminatie van studenten met een beperking. Hoe vaak stagediscriminatie op grond van handicap voorkomt, is op dit moment nog niet bekend.
Wel deed Verwey-Jonker onlangs onderzoek naar de ervaringen van studenten met het melden van stagediscriminatie, en hun wensen en behoeften op dat vlak. Daaruit blijkt dat studenten stagediscriminatie niet altijd melden. Bijvoorbeeld omdat ze bang zijn voor negatieve persoonlijke gevolgen, of bang zijn om niet serieus genomen te worden. Ook twijfelen ze soms of er wel sprake was van discriminatie, en of wat ze meemaakten wel ‘ernstig’ genoeg was.
In het onderzoek is ook een student met een chronische ziekte geïnterviewd over haar ervaring met stagediscriminatie: “Toen gaf ik aan dat ik steeds meer pijn begon te krijgen en of ik het rustiger aan mocht doen. Dat werd wel een ding want dat vonden ze heel vervelend voor het stagebedrijf. […] Ze hebben dat op het laatste moment ook keihard meegenomen in de beoordeling, waardoor ik eigenlijk net niet een voldoende heb gehaald.”
Beleidsmatige verandering
Ieder(in) hoopt dat volgend jaar bij de nieuwe Staat van Inclusief Onderwijs blijkt dat niet alleen de intentie tot inclusief onderwijs is toegenomen. Maar dat de onderwijsinstellingen ook werkelijk beleidsmatige verandering hebben doorgevoerd, die hebben geleid tot concrete verbeteringen voor de student. Met als resultaat dat studenten het onderwijs als inclusiever beoordelen en minder vaak vertraging oplopen, of van studie moeten switchen. Daarnaast roepen we onderwijsinstellingen op om te werken aan het uitbannen van stagediscriminatie – óók op grond van handicap.
Door: Nationale Onderwijsgids