Onlangs publiceerde de Inspectie van het Onderwijs een onderzoek naar de rekenvaardigheden van leerlingen uit de tweede klas van het voortgezet onderwijs. Dit onderzoek is echter ook relevant voor docenten uit het basisonderwijs, vanwege meerdere aanbevelingen die worden gedaan in het rapport, aldus Onderwijs Van Morgen.
Volgens het referentiekader moeten leerlingen aan het einde van hun basisschooltijd rekenniveau 1F beheersen. Op de basisscholen gaat dit over het algemeen erg goed. 93 procent van de leerlingen uit groep 8 haalt het gewenste resultaat op de eindtoets. Toch blijkt uit het onderzoek van de inspectie dat het percentage, dat het gewenste niveau niet haalt, in de tweede klas van het voortgezet onderwijs even hoog is als aan het einde van groep 8.
Gebrek aan herhaling
Het onderzoek laat de oorzaak hiervan ook zien. De onderdelen die op 1F worden behandeld, zoals vermenigvuldigen, komen niet terug in de lesstof dat gericht is op rekenniveau 2F. Sommige vaardigheden die leerlingen op de basisschool leren worden niet herhaald op het voortgezet onderwijs. Dat zorgt ervoor dat leerlingen niet het gewenste rekenniveau halen in de tweede klas. Het gebrek aan onderhoud zorgt ervoor dat het niveau niet wordt bereikt of bijgehouden.
Het onderzoek toont duidelijk aan dat een doorlopende lijn belangrijk is voor het behalen van het gewenste rekenniveau. Scholen in het basis- en voortgezet onderwijs die moeite ondervinden bij het rekenonderhoud van hun leerlingen, kunnen zich voor advies en hulp aanmelden bij de Subsidieregeling Verbinding po-vo.
Door: Nationale Onderwijsgids / Parris Fokkema