‘Het programma van het schoolvak Nederlands heeft te weinig inhoud, is niet uitdagend genoeg en het sluit onvoldoende aan bij de maatschappelijke eisen voor taalvaardigheid en geletterdheid. Dat moet en kan beter’, aldus de opstellers van het manifest Nederlands op school. Nu zijn er afgelopen november acht “stellingen” (Ik zag geen stellingen in het manifest, wel onderwerpen met een toelichting) voorgelegd aan bezoekers van de jaarlijkse conferentie Het Schoolvak Nederlands en 75 procent van de bezoekers was het eens met die “stellingen”. Ik vermoed dat dat iets moet zeggen over het draagvlak voor de doelen die in het manifest worden beschreven.
Door Henk ter Haar
Er schijnt bovendien een onderzoek te bestaan, waaruit blijkt dat het overgrote deel van de leerlingen Nederlands een saai, wellicht zelfs het saaiste vak vindt. Vandaag heb ik zelf onderzoek gedaan (ik kan de resultaten ervan ook even niet vinden) maar u moet mij geloven als ik zeg dat er in mijn vier klassen maar een leerling bleek te zijn die aangaf Nederlands het saaiste vak te vinden dat hij in de afgelopen vier jaar heeft gevolgd in het VO. Vanzelfsprekend heb ik deze leerling onmiddellijk de liniaal over de vingers gekletst en hem de les uitgestuurd. De overige leerlingen noemden vooral andere vakken, afhankelijk van hoe goed (slecht) ze zelf in het vak waren en hoe goed (slecht) ze de docent van het vak vonden.
Nu is het natuurlijk uitstekend om je examenprogramma voortdurend tegen het licht te blijven houden van de nieuwste ontwikkelingen binnen je vakgebied en de veranderingen die zich voordoen in de maatschappij. Ik vind de inhoud van het manifest echter totaal geen aanleiding geven om het hele curriculum maar fundamenteel te herzien. Dat maakt het manifest natuurlijk niet waardeloos. De observaties zijn prima. Ik zou er zelf op basis van deze oplossingen echter niet voor pleiten het curriculum op de schop te nemen, maar de leraar een spiegel te geven.
Helaas wordt juist de invloed van de (didactische keuzes van de) leraar zelf in het manifest zo goed als buiten beschouwing gelaten.
Zo lijkt het vooral weer een oefening extern attribueren voor gevorderden (docenten).
De schuld voor het (veronderstelde) saaie vak ligt bij de gebrekkige inhoud van het programma, bij de nadruk op examenresultaten, bij de werkdruk waardoor geen goede lessen kunnen worden ontwikkeld, bij trage methodemakers, enz. Terwijl de invloed van de leraar zelf als ik mezelf en mijn leerlingen moet geloven – en dat doe ik – van niet te onderschatten belang is.
Bewust geletterd
Een verbetering zou bijvoorbeeld moeten zijn dat leerlingen meer ‘bewust taalvaardig en bewust literair competent zijn’. Ik heb inderdaad ook schoon genoeg van al die leerlingen die zo onbewust literair competent en taalvaardig in mijn lessen hangen. Ik snap oprecht niet wat je in het curriculum op zou moeten nemen – naast wat er nu staat – dat zou moeten leiden tot meer ‘bewuste geletterdheid’. Wat ik me kan voorstellen is dat de zes domeinen binnen het vak te weinig in onderlinge samenhang worden aangeboden of dat het vak Nederlands zelf te weinig in relatie met andere vakken wordt onderwezen, waardoor het belang ervan voor de echte wereld niet helder wordt. Maar wat moet je dan aan het curriculum toevoegen waardoor je dat verbetert? Het lijkt mij dat vooral de leraar hier een taak heeft in het HOE en dat er minder aanleiding is tot het fundamenteel herzien van het WAT.
Doen maar ook denken
‘Het schoolvak Nederlands moet ook denkvaardigheidsonderwijs zijn en aansluiten bij recente didactische inzichten op het gebied van leerkrachtmodellering, en observerend en samenwerkend leren. Daarbij moeten een onderzoekende houding en creativiteit worden gestimuleerd en ontwikkeld.’
Ik kan alleen maar hopen dat dit gedeelte van het manifest ook over de leraar zelf gaat, die samen met collega’s op zoek gaat naar de beste manier om zijn vak te geven en die van zichzelf vindt dat daarbij een onderzoekende houding en creativiteit moeten worden ontwikkeld. Ik vrees echter dat dit gaat over de leerlingen. In dat geval zie ik weer niet waarom dit gevolgen zou moeten hebben voor het curriculum. Het gaat dan toch weer om HOE je het vak aanbiedt, in plaats van WAT je aanbiedt?
Van vorm naar inhoud
Ik kan me inderdaad indenken dat (historische) taalkunde een herkenbare plek zou moeten krijgen in het curriculum. Dat lijkt mee uitstekend.
Meer samenhang.
Ongetwijfeld. Maar gaat het ook hier niet veel meer om het HOE dan om het WAT?
Schrijven in het landelijk examen.
Hier sta ik echt van te kijken. Schrijfvaardigheid is inderdaad enorm belangrijk, vooral het schrijfproces, niet zozeer het resultaat. En het schrijfproces kun je uitstekend monitoren in het schoolexamen. Je hebt daar de gelegenheid om feedback te geven aan de leerlingen en om de leerlingen feedback te laten geven aan elkaar. Juist allerlei moderne middelen (zie mijn eerdere blog over het schrijfdossier 3.0) die ons als leraren tegenwoordig ter beschikking staan, kunnen ons daarbij ondersteunen. Bovendien het begeleiden van het proces op deze manier weer werkdruk, maar daar kom ik zo nog over te spreken.
Werkdruk omlaag
Ja, de werkdruk moet omlaag. Er moeten minder lessen worden gegeven bij een fulltime baan, zodat ruimte ontstaat voor het ontwikkelen van mooi en goed onderwijs, want die tijd is er nu onvoldoende. Daar kan geen aandacht genoeg voor worden gevraagd. Maar doen leraren zelf ondertussen wel wat binnen hun bereik ligt om die werkdruk te verlichten? Toen ik net begon met lesgeven keek ik ongeveer tien keer zoveel na als nu. Ik werd gek van alle toetsen die ik in overleg met mijn collega’s af moest nemen.
Inmiddels neem ik veel minder toetsen af, werk ik veel meer met (peer) feedback, spreek ik met leerlingen over hun leren, en laat ik leerlingen onderling spreken over hun leren. Waar ik eerder hele series hoorcolleges gaf over literatuurtheorie, die veel voorbereiding vergden, geef ik de leerlingen nu alle theorie in een pdf en laat ze er een educatieve documentaire van maken. De leerlingen zijn vele malen actiever met de lesstof bezig, de resultaten zijn verbluffend en ik coach en begeleid op de achtergrond.
Veel te vaak hoor ik leraren zeggen dat ze alleen maar leerlingen aan het voorbereiden zijn op het examen, omdat ze daar zo zwaar op afgerekend worden. Ik besteed enorm veel aandacht aan alle zaken waarvan ik vind dat ze mijn vak waardevol maken en oefen ook zo af en toe het kunstje van het examen. Mijn leerlingen vinden mijn vak niet saai en zijn gemotiveerd. De examenresultaten zijn altijd prima. Het moet EN EN zijn. Ja, er moet meer ruimte worden gemaakt voor de leraar om zich te ontwikkelen, maar de leraar moet zelf ook de regie nemen. Het boek hoeft echt niet uit. Het hoeft zelfs niet lang niet altijd open.
Samenwerken en uitwisselen
Ja! Altijd. En wat heeft dat de afgelopen jaren een vlucht genomen onder leraren Nederlands. Er is een facebookgroep waarin de wereld aan materiaal wordt gedeeld en een daaraan gekoppelde Google Drive waarin de prachtigste opdrachten, quizzen, geflipte filmpjes, etc etc staan. Elke uitgever zou er jaloers op (moeten) zijn. Leraren (Nederlands) moeten elkaar ondersteunen. Samen spreken over de kwaliteit van hun lessen, samen mooi materiaal ontwikkelen. Ook dat samen doen scheelt weer werkdruk.
Je kunt het curriculum nog zo fundamenteel herzien, uiteindelijk staat of valt de kwaliteit van de les met de kwaliteit van de leraar. Niet alleen het curriculum kritisch tegen het licht blijven houden, want ja dat moet, maar ook in de spiegel kijken en de regie nemen over je eigen ontwikkeling en die van je leerlingen. Want we laten Theo Witte ons dit verdorie toch niet zeggen:
Maar wie denkt dat vmbo’ers, havo’ers en vwo’ers over een paar jaar andere en meer levendige lessen krijgen, heeft het mis. "De eindtermen moeten gewijzigd, de lesboeken en het eindexamen. Voordat dat gerealiseerd is, zijn we zeker tien jaar verder.” Krijgt de komende generatie leerlingen dan nog steeds saaie lessen Nederlands? Ja, zegt Witte. "Misschien dat de eerste aanpassingen al over vijf jaar te merken zijn. Maar grote veranderingen nemen tijd. Het is helaas niet anders.”
© Nationale Onderwijsgids