Mopperend komt hij bij mij aan de instructietafel zitten. Vanmorgen moest hij ook al met mij werken en nu weer, dat is hartstikke stom en daar heeft hij geen zin in. En dan gaan we zeker ook nog rekenen en in rekenen heeft hij al helemaal geen zin. Ik luister naar hem en geef hem daarna een "keuze"; of nu rekenen of vanmiddag. Hij zucht een keertje en vraagt dan wat we gaan doen.
Door Karin Boers
Ik doe het boek open en laat hem de opdrachten zien. Eerst optelsommen en daarna vermenigvuldigen. De sommen schrijf ik voor hem in zijn schrift en hij gaat aan het werk. In een rap tempo worden de optelsommen gemaakt. Ik blijf me verbazen over de snelheid waarmee hij dit doet.
We kijken de optelsommen samen na en dan is het tijd voor de tafels. Hij is gewend om de tafels te maken met hulp van zijn tafelkaart en hij staat op om zijn tafelkaart te pakken. Ik leg hem uit dat we het vandaag anders gaan doen. Hij mag zijn tafelkaart aan mij geven en proberen om de sommen zonder tafelkaart te maken. Ik weet zeker dat hij dit kan, nu moet hij het nog zelf gaan geloven.
Zelfvertrouwen
Hij kijkt mij boos aan en houdt zijn tafelkaart stevig vast. Ik kan dan wel vinden dat hij zijn tafelkaart niet nodig heeft, zelf denkt hij daar heel anders over. Ik vertel hem dat ik zijn boosheid zie en me kan voorstellen dat hij het spannend vindt. Deze manier is nieuw en dat alleen is al spannend. Ik herhaal dat ik zeker weet dat hij het kan en steek mijn hand uit. Al mopperend legt hij langzaam de kaart in mijn hand.
Ik leg de kaart omgekeerd op tafel en moedig hem aan om te beginnen. Hij roept dat hij naar huis gaat. Ik antwoord rustig dat dit klopt, hij gaat inderdaad om drie uur naar huis. Hij kijkt mij aan, zegt verder niets en begint dan toch maar aan de sommen. Bij elke som volgt hetzelfde ritueel. Hij roept hard dat hij het echt niet weet, ik zeg dat hij het echt wel weet en vervolgens schrijft hij het antwoord op.
Trotse juf
Als alle sommen gemaakt zijn, draai ik de tafelkaart weer om en mag hij zelf zijn werk nakijken. Bij elk rijtje wat hij nakijkt, wordt zijn blik blijer. Uiteindelijk heeft hij op de hele bladzijde maar drie foutjes gemaakt. Twee dikke duimen en een high five, hoe goed is dit. Zelf vindt hij ook dat hij het heel goed heeft gedaan. Een enorme boost voor zijn zelfvertrouwen en een hele trotse juf.
Een paar dagen later en een aantal rijtjes sommen verder zitten we weer aan dezelfde tafel. Ik vraag hem of hij nog weet hoe boos hij was toen hij de sommen zonder tafelkaart moest maken. Nou, dat weet hij nog goed. Hij was heel boos op mij. Vervolgens praten we even over de rest van de les. Hoe knap het is dat hij het toch heeft gedaan en hoe goed hij het heeft gedaan. Natuurlijk vertel ik hem ook hoe trots ik op hem ben; hij kent de tafels gewoon uit zijn hoofd! Hij is het met mij eens en blij kijkt hij mij aan.
Succeservaring
We zijn het er dus over eens dat hij de tafels uit zijn hoofd kent en daarom doe ik hem een voorstel. Hij kent de tafels nu zo goed, die tafelkaart heeft hij eigenlijk niet meer nodig. Als hij de tafelkaart nu eens zelf in de prullenbak gaat gooien. Hij kijkt mij aan en ik zie dat hij even moet nadenken over dit voorstel. Ik houd de tafelkaart in mijn hand en zeg verder niets. Uiteindelijk pakt hij de tafelkaart uit mijn hand en gooit hem in de prullenbak. Wat ben ik trots op hem. Ik zie dat hij het moeilijk vindt en toch doet hij het, hoe knap is dat!
Ondertussen zijn we een aantal weken verder. Naar de tafelkaart heeft hij geen enkele keer meer gevraagd en het ritueel bij het maken van de tafels is ook veranderd. In plaats van: ‘Ïk weet het niet", zegt hij nu: ‘Dit kan ik heel goed he?’ Wat een succeservaring!